Kopen en Werken hoofdstuk 6 deel 2

Hoofdstuk 6 Markten
Iemand die producten of diensten koopt om hiermee in zijn of haar behoeften te voorzien noemen we een consument

Consumenten zijn vragers op de markt 
Producenten zijn particuliere bedrijven of de overheid die goederen of diensten verkopen. 

Producenten zijn aanbieders op de markt 
Op deze markt worden groenten en fruit verkocht, dit zijn goederen

Goederen zijn tastbaar, je kunt ze vastpakken of aanraken. 
Diensten zijn niet-tastbare producten, zoals het verkopen van een huis door een makelaar.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6 Markten
Iemand die producten of diensten koopt om hiermee in zijn of haar behoeften te voorzien noemen we een consument

Consumenten zijn vragers op de markt 
Producenten zijn particuliere bedrijven of de overheid die goederen of diensten verkopen. 

Producenten zijn aanbieders op de markt 
Op deze markt worden groenten en fruit verkocht, dit zijn goederen

Goederen zijn tastbaar, je kunt ze vastpakken of aanraken. 
Diensten zijn niet-tastbare producten, zoals het verkopen van een huis door een makelaar.

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les

  • vraag en aanbod
  • consumenten en producenten
  • goederen en diensten
  • vraagvergelijking
  • betalingsbereidheid en vraaglijn
                                                                                             Qv = -200P + 1.000 
___________________
maximale betalingsbereidheid is € 5
vul € 5 in in de vraagvergelijking 

Qv = -200 x 5 + 1.000
Qv = -1.000 + 1.000
Qv = 0

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen vandaag 
  • Abstracte en concrete markt
  • Leveringsbereidheid berekenen en de aanbodlijn tekenen
  • Berekenen van de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid berekenen
  • Verschil tussen consumeren en investeren
  • Primaire en luxe goederen

Slide 3 - Tekstslide

Van alle markten thuis
Concrete markt
  • plaats waar goederen verhandeld worden
Abstracte markt
  • alle vraag naar en aanbod van een product

Slide 4 - Tekstslide

Aanbodvergelijking
Qa = 400P - 500
Hoeveel geraniums worden er aangeboden bij een prijs van € 2?


Slide 5 - Tekstslide

Aanbodvergelijking uitwerking
Qa = 400P - 500
Hoeveel geraniums worden er aangeboden bij een prijs van € 2


Qa = 400 x 2 - 500
Qa = 800 - 500
Qa = 300

Slide 6 - Tekstslide

Qa = 400P - 500
Vanaf welke prijs worden er geen
geraniums meer aangeboden?
timer
1:30

Slide 7 - Open vraag

Aanbodvergelijking
Qa = 400P - 500 Vanaf welke prijs worden er geen geraniums meer aangeboden?
Qa = 400P - 500  
400P - 500 = 0 
400P = 500
P = 500 : 400
P = 1,25
Aanbieders zijn dus pas bereidt aan te bieden vanaf een prijs van 1,25 euro : dit noem je de leveringsbereidheid.

Slide 8 - Tekstslide

Qa = 400P - 500
Hoeveel geraniums worden er aangeboden
bij een prijs van € 3
timer
1:30

Slide 9 - Open vraag

Marktevenwicht
Wanneer vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn is er marktevenwicht.
Dus marktevenwicht is er wanneer:
Qv=Qa

De prijs in het marktevenwicht kunnen we uitrekenen door de vergelijking Qv=Qa op te lossen

Slide 10 - Tekstslide

Qv=-200p + 1000
Qa=400p-500
p in euro's
Bereken de prijs in het marktevenwicht

Slide 11 - Open vraag

Marktevenwicht
  Qa = 400P - 500  én Qv = -200P + 1.000
wordt
Qa=Qv
400P - 500 = -200P + 1.000
600P = 1.500
P = 1.500 / 600
P = 2,50




Slide 12 - Tekstslide

Qa = 400P - 500 én Qv = -200P + 1.000
De berekende evenwichtsprijs is € 2,50
Bereken de evenwichtshoeveelheid
timer
2:00

Slide 13 - Open vraag

Controleer jezelf 
Qa = 400P - 500  én Qv = -200P + 1.000
Berekende evenwichtsprijs € 2,5 zorgt voor Qa = 500. Dan moet Qv ook 500 zijn.
Check:
Qv = -200P + 1.000
Qv = -200 x 2,5 + 1.000
Qv = -500 + 1.000
Qv = 500




Slide 14 - Tekstslide

Consumeren of investeren?

Slide 15 - Tekstslide

Consumeren 
Is het kopen van goederen en diensten als persoon om in je eigen behoefte te voorzien 

Slide 16 - Tekstslide

Investeren
Is het kopen van goederen en diensten door een bedrijf of door een persoon voor de uitoefening van zijn/ haar bedrijf

Slide 17 - Tekstslide

Klaas heeft een pak melk gekocht, maar door bederf heeft hij deze niet meer kunnen drinken
A
Consumeren
B
Investeren

Slide 18 - Quizvraag

Anna laat haar haren knippen door de kapper
A
Consumeren
B
Investeren

Slide 19 - Quizvraag

Mohammed, eigenaar van een slagerij, koopt een nieuwe koelkast voor zijn zaak
A
Consumeren
B
Investeren

Slide 20 - Quizvraag

Een taxibedrijf koopt een nieuwe koelkast voor in de kantine
A
Consumeren
B
Investeren

Slide 21 - Quizvraag

Primaire goederen of luxe goederen?

Slide 22 - Tekstslide

Primaire goederen

Slide 23 - Woordweb

Luxe goederen

Slide 24 - Woordweb

Primaire goederen of luxe goederen?
Noodzakelijk om te leven
Niet noodzakelijk om te leven

Slide 25 - Tekstslide

Handen aan de knoppen 
3 vragen
20 seconden per vraag!

Slide 26 - Tekstslide

Eten en drinken
A
Primaire goederen
B
Luxe goederen
C
Dat hangt er maar van af...

Slide 27 - Quizvraag

Kleding
A
Primaire goederen
B
Luxe goederen
C
Dat hangt er maar van af...

Slide 28 - Quizvraag

Van welke goederen zal de vraag het meest afnemen als de prijs hoger wordt?
A
Primaire goederen
B
Luxe goederen

Slide 29 - Quizvraag

Dat hangt er maar van af...
Champagne en kaviaar
Dure merkkleding...
Primair of luxe?

Slide 30 - Tekstslide

Grafiek vraaglijn: welke hoort bij een primair goed en welke bij luxe goed?

Slide 31 - Tekstslide

Grafiek vraaglijn: welke hoort bij een primair goed en welke bij luxe goed?
Primair; de lijn is redelijk vlak. De vraag wijzigt maar beperkt wanneer de prijs stijgt
Luxe; de lijn is stijl. De vraag neemt sterk af wanneer de prijs stijgt

Slide 32 - Tekstslide

Vragen?
Huiswerk: opdrachten af t/m 6.5. Lezen bladzijde 77 

Slide 33 - Tekstslide

Ik begrijp/snap de stof van deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Huiswerk
Pincode: Paragraaf 6.3
LWEO: 6.8 t/m 6.18

Slide 35 - Tekstslide