Hoofdstuk 1 2F/2G

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Lees in je leesboek. 
Boek vergeten?
Lees dan een stukje fictie of gedicht
uit het leerwerkboek.
timer
15:00
Leg je schrift/boek open op tafel, zodat ik de weektaak kan aftekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Jochem
Jasmijn
Jasmine
Willemijn
Tamara
Sara
Jenthe
Niels
Mikay
Maarten  Carmen   Sanne B.
Nomi    Rosa      Mick
Jurre
Noor
Tess
Jens K.
Ilse
Rosalinde
Jens S.
Sanne S.
Saar
Iris
Teun
Jesse       Isa         Nora 
Docent

Slide 3 - Tekstslide

Lezen 1.3
- Leesstrategieën
- Tekstverbanden
- Tekstdoelen
- Onderwerp en deelonderwerp
- Hoofdgedachte
week 37

Slide 4 - Tekstslide

1.3 LEZEN
ë
IN DEZE PARAGRAAF HERHAAL JE:
  • hoe je leesstrategieën gebruikt;
  • welke tekstdoelen en tekstvormen er zijn;  
  • hoe je tekstverbanden herkent aan signaalwoorden;
  • hoe je het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst vindt;
  • hoe je de hoofdgedachte vindt;

IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:
  • wat tekstsoorten zijn.

Slide 5 - Tekstslide

1.3 LEZEN



Schrijf vier leesstrategieën op
Groepsopdracht
Beantwoord de vragen op de wisbordjes. Overleg met elkaar en schrijf jullie antwoord groot en duidelijk op.  

Slide 6 - Tekstslide

Leesstrategie
- verkennend lezen
  (oriënterend lezen)
- nauwkeurig lezen
(precies lezen)
- zoekend lezen
- studerend lezen

Slide 7 - Tekstslide

1.3 LEZEN
Schrijf vier tekstverbanden op

- welke signaalwoorden horen bij die tekstverbanden?

Slide 8 - Tekstslide

Tekstverbanden 

Slide 9 - Tekstslide

1.3 LEZEN
Schrijf vier tekstdoelen op

- welke kenmerken horen bij die tekstverbanden? Dus hoe herken je ze?

Slide 10 - Tekstslide

1.3 LEZEN
De schrijver wil dat je iets leert of te weten komt.
De schrijver heeft ergens een mening over en wil je overtuigen.
De schrijver wil dat je iets wel/niet gaat doen.
De schrijver wil je vermaken.

Slide 11 - Tekstslide

1.3 LEZEN
tekstsoorten

Slide 12 - Tekstslide

1.3 LEZEN
Maak nu H1.3 Lezen opdracht 1 t/m 8   (blz. 20 tm 25). 

Je maakt de opdrachten in je schrift, 
maar als er een schema in het boek staat, 
mag je dat in je boek invullen. 
Verwijs in je schrift dat naar het boek. 
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Lezen 1.3
- Leesstrategieën
- Tekstverbanden
- Tekstdoelen
- Onderwerp en deelonderwerp
- Hoofdgedachte
week 38

Slide 14 - Tekstslide

1.3 LEZEN
ë
IN DEZE PARAGRAAF HERHAAL JE:
  • hoe je leesstrategieën gebruikt;
  • welke tekstdoelen en tekstvormen er zijn;  
  • hoe je tekstverbanden herkent aan signaalwoorden;
  • hoe je het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst vindt;
  • hoe je de hoofdgedachte vindt;

IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:
  • wat tekstsoorten zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Herhaling leerdoel 1.3
Tekstsoorten?

Slide 16 - Tekstslide

Herhaling leerdoel 1.3
Tekstsoorten?

Slide 17 - Tekstslide

1.3 LEZEN
Onderwerp

Slide 18 - Tekstslide

1.3 LEZEN
Deelonderwerpen

Slide 19 - Tekstslide

1.3 LEZEN
Belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
- ALTIJD 1 ZIN! 
- Je vindt de hoofdgedachte vaak in 
    inleiding en/of in het slot.

- Informatieve tekst : noem de feiten
- Betogende tekst : noem de mening en dan 
                                         het belangrijkste argument. 

Slide 20 - Tekstslide

1.3 LEZEN

Slide 21 - Tekstslide

1.3 LEZEN                 week 38
Maak nu H1.3 Lezen opdracht 9 t/m 14   (blz. 26 tm 29). 

Je maakt de opdrachten in je schrift!
timer
10:00
Snap je een opdracht niet? 
- lees de vraag nog een keer; wat staat er          boven? 
- lees de leertekst(en) van de paragraaf.
- sla de vraag eerst over en werk verder. 
- vraag daarna in je tafelgroep.
- vraag tot slot aan mij. 

Slide 22 - Tekstslide

Lesplanning
week 38, les 3
  • 20 min. zelfstandig werken   aan opdrachten 1.3
  • 1.3 nakijken 
  • Introductie / uitleg 1.4
  • In tweetallen opdrachten 1.4   maken
  •  Afsluiting: herhalen                    lesdoel schrijven +                      klascode Ta!ent online

Slide 23 - Tekstslide

Weblog?
Web + log


Weblog


Blog

Slide 24 - Tekstslide

Doel weblog
  • Je mening geven.
  • Anderen proberen te overtuigen      van jouw ideeën
  • Informatie geven aan anderen.
  • Anderen iets willen leren.
  • Anderen willen inspireren.
  • Dingen willen delen.
  • Anderen willen helpen.

Slide 25 - Tekstslide

Schrijftips
  •  Bij het schrijven van een weblog let je op:
  1. gevarieerde woorden;
  2. informeel taalgebruik; 
  3. verwijswoorden;
  4. signaalwoorden;
  5. juiste werkwoordtijden.

Slide 26 - Tekstslide

1.3 LEZEN
H1.3 Lezen, opdracht 9 t/m 14   (blz. 26 tm 29). 
H1.4 Schrijven en formuleren, opdracht 5, 6 en 7  (blz. 33 tm 37)

Je maakt de opdrachten in je schrift!

Doel: Ik weet wat een weblog is en kan een weblog schrijven.
           Ik weet hoe ik de juiste werkwoordstijd gebruik.

  • (Web)blog: soort verslag, online.
  • Lees blz. 33 voor de kenmerken (duidelijke structuur, chronologische volgorde, hyperlinks,..)

timer
10:00
weektaak 38

Slide 27 - Tekstslide

Planning week 39
Weektaak 38, opdr. 1.3 en 1.4 af, bespreken en nakijken.

Weektaak 39, les 1
1.5 Woorden: opdrachten 1, 2, 3, 5, 6, 8, 10, 11, blz. 39-44

les 2
1.5 Woorden: opdrachten 14 en 15, blz. 44-45 + Talent online

Les 3
1.7 Grammatica: opdrachten 1 t/m 6, blz. 50 - 63



Slide 28 - Tekstslide

 1.5 WOORDEN


Doel: ik weet wat voor-en achtervoegsels zijn en ik leer 20 (nieuwe) woorden.


zin
geluk
koop

Slide 29 - Tekstslide

1.5 WOORDEN
Voorvoegsels: een lettergreep voor het grondwoord (on-, her-, mis-, wan-,...)
Achtervoegsels: een lettergreep na het grondwoord (- baar, - loos, - schap,...)

Een voor- en achtervoegsel is meestal geen echt woord, maar geeft het kernwoord een andere betekenis.

                                      
on
zin
(n)ig
on
geluk
(k)ig
mis
koop
ziek

Slide 30 - Tekstslide

Veelvoorkomende voorvoegsels
Voorbeeld

a-: niet

anti-: tegen

on-: niet

mis-: verkeerd, fout

wan-: slecht, verkeerd

her-: weer, opnieuw

ex-: niet meer

mini-: heel klein

inter-: tussen 2 of meer gebieden

asociaal

antipthie

onaardig

misdragen

wantoestand

herinrichten

ex-man

minibus

interland

Slide 31 - Tekstslide

Veelvoorkomende achtervoegsels
Voorbeeld

-achtig: een beetje als

-baar: kan 

-loos: zonder

-vol: met veel

-arm: met weinig

-rijk: met veel

-schap: duidt een toestand aan

kinderachtig

oplosbaar

kostenloos

hoopvol

kansarm

calorierijk

zwangerschap


Slide 32 - Tekstslide

Planning week 39
Weektaak 38, opdr. 1.3 en 1.4 af, bespreken en nakijken.

Weektaak 39, les 1
1.5 Woorden: opdrachten 1, 2, 3, 5, 6, 8, 10, 11, blz. 39-44

les 2
1.5 Woorden: opdrachten 14 en 15, blz. 44-45 + Talent online

Les 3
1.7 Grammatica: opdrachten 1 t/m 6, blz. 50 - 63



Slide 33 - Tekstslide