Voegwoord

WELKOM BIJ NEDERLANDS
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ NEDERLANDS

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

WE WETEN WAT EEN VOEGWOORD IS.


WE KUNNEN EEN VOEGWOORD GEBRUIKEN.

Slide 2 - Tekstslide

VOEGWOORD
Een voegwoord plakt een aantal woorden of zinnen aan elkaar. 

Wil je een kroket of nasischijf bij je patat?
Ik moest lopen, want mijn band was lek.

Voorbeelden van voegwoorden zijn:
en, of, terwijl, omdat, zodat, nadat, toen, want, maar, als


Slide 3 - Tekstslide

VOEGWOORD
Plak je twee zinnen aan elkaar? 

Dan staat het voegwoord tussen de zinnen of ervoor.

Ik haalde een goed cijfers, omdat ik goed geleerd had.
Terwijl ik naar school fietste, luisterde ik muziek.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn voegwoorden?
A
tulp, school, hond
B
hij, het, wij
C
de, het, een
D
en, omdat, want

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een voegwoord?
A
verbindt zinnen of woorden met elkaar.
B
verbindt een werkwoord aan een ander werkwoord.
C
zijn twee woorden die aan elkaar verbonden zijn.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is geen voegwoord:
A
terwijl
B
omdat
C
als
D
soms

Slide 7 - Quizvraag

Wat is GEEN voegwoord?
A
als
B
af en toe
C
want
D
omdat

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn voegwoorden?
A
om / nu
B
want / toen
C
maar / en
D
maar / toen

Slide 9 - Quizvraag

Welk voegwoord kan je invullen op de lege plek?

Mijn oma wilde vroeger graag doorleren, ________ ze moest helpen in de huishouding.
A
want
B
maar
C
dus
D
daarom

Slide 10 - Quizvraag


Een dagje dierentuin met het hele gezin is ontzettend leuk, .... het is wel een aanslag op je portemonnee.

Welk voegwoord moet je op de puntjes invullen?
A
omdat
B
dus
C
maar
D
daarmee

Slide 11 - Quizvraag


.... we vertrekken, nemen we  eerst chocolademelk met slagroom.

Welk voegwoord moet je op de puntjes invullen?
A
als
B
toen
C
voordat
D
daarmee

Slide 12 - Quizvraag

Voegwoord
Geen voegwoord

omdat
zodat
want
of
dus
in
werken
het
op
hebben
mooie

Slide 13 - Sleepvraag

WEL een voegwoord
NIET een voegwoord
dat
het
naast
tomaat
zij
onder
of
voordat
springen
omdat

Slide 14 - Sleepvraag


Wat is het voegwoord?

Slide 15 - Open vraag


Wat is het voegwoord?

Slide 16 - Open vraag


Wat is het voegwoord?

Slide 17 - Open vraag

Maak een zin met het voegwoord 'of' en een zin met het voegwoord 'want'.

Slide 18 - Open vraag

Benoem de voegwoorden/het voegwoord
Ik heb boodschappen gedaan en ik ben naar de bibliotheek geweest.


Slide 19 - Open vraag

Maak een zin met het voegwoord 'want'. Het voegwoord moet twee hoofdzinnen verbinden.

Slide 20 - Open vraag

Maak een zin met het voegwoord 'omdat'
Het voegwoord moet een bijzin en een hoofdzin verbinden.

Slide 21 - Open vraag

Ik weet nu wat voegwoorden zijn.
En ik kan ze herkennen/gebruiken in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Welk voegwoord past in de zin?
Ik vind patat heel lekker, ... pizza vind ik minder.
A
omdat
B
want
C
maar
D
en

Slide 23 - Quizvraag

Welk voegwoord kan je invullen op de lege plek?

Ik wil geen onvoldoende op dat proefwerk, _______ ik let goed op tijdens de les.
A
want
B
omdat
C
dus
D
daarom

Slide 24 - Quizvraag