1.4 Wie heeft de macht?

Casus
1.1 Wat als mensen er niet uitkomen?
1.2 Kiezen we voor meer vrijheid of gelijkheid?
1.3 Beslissen we met z'n allen of namens ons allen?
1.4 Wie heeft de macht?
1.5 In het stemhokje is iedereen gelijk. Maar daarbuiten?
1.6 Meer of minder Europa?
 1.7 Is onze democratie klaar?


H1 Parlementaire democratie?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Casus
1.1 Wat als mensen er niet uitkomen?
1.2 Kiezen we voor meer vrijheid of gelijkheid?
1.3 Beslissen we met z'n allen of namens ons allen?
1.4 Wie heeft de macht?
1.5 In het stemhokje is iedereen gelijk. Maar daarbuiten?
1.6 Meer of minder Europa?
 1.7 Is onze democratie klaar?


H1 Parlementaire democratie?

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt beschrijven hoe in Nederland de politieke macht verdeeld is tussen het parlement en het kabinet. Je kunt hierbij de rechten en taken van het kabinet en het parlement benoemen.
  • Je kunt uitleggen hoe het kabinet tot stand komt en welke rol de coalitie en de oppositie spelen in het parlement.
  • Je kunt aan de hand van de rechten van het parlement en de rol van de coalitie en de oppositie afwegen wie de meeste macht heeft: het parlement of het kabinet.
H1.4 Wie heeft de macht?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Welke wetgevende middelen/taken heeft het parlement?

Kabinet/Parlement = wetgevende macht
Recht van initiatief -> Wetsvoorstellen indienen.
Recht van amendement-> Afwijzen en aanpassen (alleen Tweede Kamer)
Eerste Kamer -> alleen controleren en goed of afkeuren.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kan het parlement de regering controleren? (Controlerende taken)

Recht van interpellatie-> Met spoed een minister oproepen voor een debat/uitleg.
Motie -> Uitspraak over een bepaalde maatregel of het beleid kabinet/minister
Motie van wantrouwen -> Geen vertrouwen meer in een minister of zelfs het hele kabinet. Aangenomen? Aftreden of het kabinet 'valt'. 

Slide 5 - Tekstslide

 

Budgetrecht - >   De jaarlijkse Begroting beoordelen 
Het vragenrecht -> Schriftelijk/mondeling vragen stellen aan kabinetsleden
Spoeddebat/dertigledendebat -> Minimaal 30 TK leden bespreken van dringende, actuele gebeurtenissen.
Het onderzoeks-en enquêterecht -> Onderzoek maatschappelijk/politieke kwestie buiten het kabinet om.  Hierbij kunnen mensen onder ede verhoord worden.


Eerste en Tweede Kamer
Beide Kamers hebben ook nog andere rechten waarmee zij het werk van ministers en staatssecretarissen kunnen controleren.

Slide 6 - Tekstslide

Al met al heeft het Parlement veel middelen ter beschikking om het Kabinet te controleren, wetten tegen te houden of verantwoording af te leggen.

Toch weer de vraag: Wie heeft de macht? Parlement? of het Kabinet?
Het Kabinet heeft een bepaalde relatie met het Parlement.

Slide 7 - Tekstslide

Regering, kabinet en koning: wie is wie?

Koning (staatshoofd)->Grondwet = Constitutionele monarchie
Taken: Ondertekenen wetten, Troonrede voorlezen, overleg Minister-president, ceremoniële taken.
Grondwet: ‘De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.’
Regering-> Koning en Ministers = uitvoerende macht
Kabinet: Ministers en staatssecretarissen
Ministers besturen ons land, ieder zijn gebied (ministerie). Staatssecretaris assisteert. 
Ministeriële verantwoordelijkheid; geen lid parlement, gecontroleerd (TK)

Slide 8 - Tekstslide

Kabinetsformatie na de uitslag Tweede Kamer verkiezingen:

1. De Tweede Kamer benoemt een informateur. Wie wil samenwerken? Meerderheid in het kabinet.
2. Onderhandelen  eindigt met een regeerakkoord waarin de plannen staan.
3. De Tweede Kamer benoemt een formateur  (minister-president) om ministers en staatssecretarissen te zoeken (partij met veel zetels)
Hoe komt het kabinet tot stand?

Slide 9 - Tekstslide

4. De koning beëdigt de nieuwe bewindslieden

Slide 10 - Tekstslide

Plannen voor de aankomende vier jaar worden besproken/gedebatteerd in de regeringsverklaring 

Slide 11 - Tekstslide

Het kabinet wordt samengesteld uit partijen die samen in het parlement een meerderheid hebben. Deze partijen vormen de coalitie. De partijen die geen deel uitmaken van de coalitie worden samen de oppositie genoemd.


Coalitie 
Oppositie
De samenwerkende regeringspartijen in de volksvertegenwoordiging.



De partij(en) in de volksvertegenwoordiging die niet tot de regerende coalitie behoren.



De Tweede Kamer benoemt de informateur en de formateur, maar de onderhandelingen over het regeerakkoord gebeuren achter gesloten deuren.

Slide 12 - Tekstslide

De coalitie heeft een goede relatie met het Parlement,  zij hebben de meerderheid, ministers en staatssecretarissen worden vaak gesteund door hun partij.


Heeft het parlement iets te zeggen?

Slide 13 - Tekstslide

De oppositie kan niet haar eigen zin doordrukken, maar ze kan wel felle kritiek geven tijdens een debat. Als dat veel media aandacht krijg kan bijvoorbeeld een minister aftreden om crisis te voorkomen. Met het oog op nieuwe verkiezingen kan de partij ook nog  stemmen verliezen.
Heeft het parlement iets te zeggen?

Slide 14 - Tekstslide