Les 3

Les 3
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2HBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 3

Slide 1 - Tekstslide


Extra

Op onderstaande website kun je oefenen met extra spreekoefeningen.

https://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-spreken-les1/

Extra oefenen met NT2
Wat zeg je als je iemand tegenkomt op straat?

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica imperatief
De imperatief zijn korte maar duidelijke instructies:

Ga aan boord
Pak je koffers
Dans met mij mee
Doe de deur dicht

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstuk 6
Samen:
Lees de dialoog 
Maak opdracht 1

Slide 4 - Tekstslide



Bestek:                     vork    .............     .............











Slide 5 - Tekstslide

Voca kijk op blz. 86 

Slide 6 - Tekstslide

het hoofdgerecht

Slide 7 - Open vraag

het voorgerecht

Slide 8 - Open vraag

de serveerster

Slide 9 - Open vraag

de tafel

Slide 10 - Open vraag

de dagschotel

Slide 11 - Open vraag

Eet smakelijk

Slide 12 - Open vraag

Ik heb honger

Slide 13 - Open vraag

Ik houd van biefstuk.

Slide 14 - Open vraag

Laat de rest maar zitten.

Slide 15 - Open vraag

Vragen om iemands mening.

Hoe vind je ............ ?
Wat vind je van .......... ?
Vind je ................. lekker?
Houd je van ............. ?
En hoe is jouw voorgerecht?



++(Ik vind het) heerlijk                + -  Het gaat wel                            Ik houd niet van...
+ (Ik vind het) lekker                    + - Ik houd niet zo van....             (Ik vind het) niet zo lekker
                                                           + - Ik vind het niet zo lekker      Ik houd niet van....
                                                                                                                     Ik vind het niet lekker
                                                                                                                     Ik vind het vies










Slide 16 - Tekstslide



mogen 
Mag ik een ijsje? = toestemming (permission)

willen
Ik wil een nieuwe auto. = wens (wish)
moeten
Hij moet naar de tandarts. = noodzaak (necessary)

kunnen
We kunnen veel Nederlands spreken. = iets kunnen (capable)

zullen
Zullen we morgen naar de bioscoop gaan? = voorstel (to propose)



Blz. 90 Opdracht 4 en 5 samen

Slide 17 - Tekstslide

Oefenen
Opdracht 4

Slide 18 - Tekstslide

                                                            Dialoog restaurant:
A Goedenavond
B Goedenavond
A Hebt u een tafel voor ons? 
B Ja hoor, daar bij het raam. Hier is de menukaart.
A Ik wil graag (drankjes) .....................
B Alstublieft hier zijn de drankjes. Heeft u al een keuze kunnen maken?
A Ja ik wil graag (Kies uit de menukaart) ............................................
B (Na het eten) Wilt u nog een toetje?
A Ja, ik wil graag ..............
B Alstublieft, eet smakelijk.
A Kunnen we betalen? Mogen we de rekening?
B Dat is dan € 67,-
A Maakt u er maar € 70,- van.
B Dank u wel! Fijne avond nog.
A Fijne avond!

Slide 19 - Tekstslide

 Serveerster 

-Goedenavond, heeft u gereserveerd?

-Ja hoor daar bij het raam.

- Heeft u al een keuze kunnen maken?

- Wilt u nog een toetje?

- Heeft het gesmaakt?

- Dat is dan € 55,00
- Dank u wel, fijne avond
 Klant

-Goedenavond, nee maar heeft u nog een tafel voor twee personen?
-Heeft u een menukaart voor ons?

-Ja ik neem als voorgerecht .....en als hoofdgerecht ..... en mijn man neemt ....
-Ja ik wil graag .......

- Het was heerlijk! Mogen we de rekening?

- Maakt u er maar € 60,00 van.
- Fijne avond!

Slide 20 - Tekstslide

lekker                                                                niet lekker

Slide 21 - Tekstslide

Wat vind je lekker?

Ik vind ......... lekker. 
Ik hou van ............


Wat vind je niet lekker?

Ik vind ......... niet lekker.
Ik hou niet van ..........

Kijk op blz. 93
      




Slide 22 - Tekstslide


Huiswerk:

Maak een boodschappenlijstje in het Nederlands.
Koop je boodschappen op de markt.
Welke zinnen gebruik je?
Maak een foto van de producten die je hebt gekocht.
Vraag aan de groenteboer hoe het met hem gaat.

Boek: Maak opdracht 4 en 5 

Slide 23 - Tekstslide