2DAV

Hey there!
TODAY
  • Fresh up: present simple&past simple
  • Writing assignment
  • Learn words-Veterinarian terminology /diersoorten
  • Check point&Quizlet live
  • Studiemeter
  • Read Challenge 
  • Afsluiting Kahoot
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hey there!
TODAY
  • Fresh up: present simple&past simple
  • Writing assignment
  • Learn words-Veterinarian terminology /diersoorten
  • Check point&Quizlet live
  • Studiemeter
  • Read Challenge 
  • Afsluiting Kahoot

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Present Simple

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple
  • De present simple is een vorm van de tegenwoordige      tijd.
  • Je gebruikt de present simple bij gebeurtenissen die ...
  •  ... altijd ...
  • ... nooit ...
  • ... regelmatig plaatsvinden
  • Je gebruikt de present simple ook bij feiten en                gewoontes.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
Welke zin staat niet in de present simple?
A
Dogs wag their tail when they are excited.
B
Sarah usually runs to school.
C
Cats tend to scratch things.
D
Jeffrey has been cycling for hours.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
welke zin is present simple?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 7 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Find the present simple
A
He's cooking dinner.
B
The teacher is lying.
C
He made taco's on tuesday
D
I brush my teeth at 8AM, every morning.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Find the present simple
A
I will never believe it.
B
He'll give it to you when you come over
C
He is believing in himself.
D
This will never be the answer.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple
- Wanneer gebruik je de Past Simple?
Als iets in het verleden is gebeurd en afgelopen is.

-  Hoe maak je de Past Simple?
werkwoord + ed


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past simple

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past simple
Als in het verleden iets gebeurt, gebruik je de past simple 
The past simple eindigt vaak op -ed. 
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
I played
You played
He/she/it played
We played
They played
You played
I did not play
You did not play
He/she/it did not play
We did not play
They did not play
You did not play
Did I play?
Did you play?
Did he/she/it play?
Did we play?
Did they play?
Did you play?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple:

Wat zijn de signaalwoorden van de Past Simple?
A
Tomorrow, next week, in 2025,
B
Last month, yesterday, a month ago, in 2012
C
Today, now,
D
again, always, constantly

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PAST SIMPLE:
Which sentence uses the past simple correct?
(vraag/past simple)

A
Did you bake eggs for breakfast yesterday?
B
Did you baked eggs for breakfast yesterday?
C
Have you baked eggs for breakfast yesterday?

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?

A
Did you eat eggs for breakfast yesterday?
B
Do you always eat breakfast in the morning?
C
Have you eaten breakfast yet?
D
Has she seen the movie?

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PAST SIMPLE:
Welke zin staat in de Past Simple?
A
I was hearing my mother.
B
I have heard my mother.
C
I heard my mother.
D
I hear my mother.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I always walk to school.
B
I am reading a book now.
C
I organised a party past week.
D
Will you come to my party tomorrow?

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple:
Pick the example of the past simple:
A
Was she living in the city?
B
Did she live in the city?
C
Has she lived in the city?
D
Has she been living in the city?

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Writing assignment
It's learning/ week 3/ writing assignment 

A2--Op kamers
B1-Book review
B2--Blog

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check point&Quizlet Live
diersoorten
Mobiel 
Voer code in
Kijk in welk team je zit
Samen met je team het juiste antwoord geven

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Studiemeter
First Aid Course
--Onregelmatige werkwoorden A1, A2
--Lidwoorden A1: oefening 1, 3 en 4

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Read Challenge
25-50-75 PAGES A WEEK 

Find something to read(preferably a book) and bring it to class.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies