In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
De Industriële Revolutie
"De IJzeren Eeuw"
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen op welke manier de Industriële Revolutie was en hoe die begon
Slide 2 - Tekstslide
Industriële Revolutie
1750-1900
Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
De verandering noemen we deIndustriële Revolutie
Niet alleen de manier van produceren verandert enorm: ook de komst van stoomtreinen brengt grote veranderingen in het vervoer van mensen en goederen. Hierdoor ontstaat de transport revolutie.
Slide 3 - Tekstslide
Bedenk ten minste twee redenen waarom de Industriële Revolutie ook een revolutie in transport veroorzaakte
Slide 4 - Open vraag
Bedenk ten minste twee gevolgen van de grote veranderingen in transport.
Slide 5 - Open vraag
Engeland
rond 1700
Machtig land met een enorm groot rijk dat zich over de hele wereld uitstrekte.
De bevolking van Engeland groeit, hierdoor is er meer kleding nodig.
Veel kleding wordt gemaakt van katoen, dat door slaven op plantages wordt geplukt, en wol.
Het Britse Rijk omstreeks 1700
Grafiek waarop de bevolkingstoename van de Homo Sapiens door de tijd is weergegeven.
Slide 6 - Tekstslide
Analyseer deze grafiek en noteer alles dat jullie opvalt. (klik op de bron om deze te vergroten)
Slide 7 - Open vraag
Is uit deze bron een oorzaak of een gevolg te zien van de Industriële Revolutie? Leg uit.
Slide 8 - Open vraag
Schietspoel
1733
Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
De Engelsman John Kayvond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.
Slide 9 - Tekstslide
Spinning Jenny
1764
Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
Met de Spinning Jennyvan James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen
Slide 10 - Tekstslide
Cotton Gin
1793
Omdat het spinnen en weven veel sneller ging was er ook meer katoen nodig.
Om de zaden sneller uit katoenpluizen te halen vond de Amerikaan Eli Whitney de Cotton Gin uit ("Katoen motor").
Slavernij neemt toe: er zijn veel meer slaven nodig om de katoen te plukken...
Slide 11 - Tekstslide
Stoommachine
rond 1764
De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoommachine pas echt worden ingezet
De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.
Slide 12 - Tekstslide
Leg uit op welke manier de uitvindingen te maken hebben met de Wetenschappelijke Revolutie en Verlichting?
Slide 13 - Open vraag
Veranderingen door
de stoommachine
Leegpompen van mijnen, waardoor je dieper de grond in kunt (grondstoffen)
Oude energiebronnen (wind-, spier- en waterkracht) worden langzaam vervangen
Stoommachine is overal te plaatsen, niet alleen aan het water
Doordat de vraag naar delfstoffen (ijzer en steenkool voor de machines) sterk toenam, moest er steeds dieper worden gegraven. Met stoommachines werd het grondwater weggepompt.
Slide 14 - Tekstslide
Hoogovens
Door steenkool op een speciale manier te verhitten ontstaat cokes.
Met cokes krijg je een betere verbranding. Hierdoor kun je ook ijzererts beter verhitten.
Om ijzer nog sterker te maken, werd er gebruik gemaakt van hoogovens: ovens die zo warm worden dat het ijzer zuiver wordt.
Omdat zuiver ijzer zich beter laat bewerken, nemen ook de toepassingen ervan toe: zo zie je steeds meer bouwwerken van ijzer. Zoals bijvoorbeeld bruggen, maar ook de Eiffeltoren
Slide 15 - Tekstslide
Door welke uitvinding werd het maken van dit soort stalen bruggen mogelijk? Leg uit.
Slide 16 - Open vraag
van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken
Slide 17 - Tekstslide
Noem drie grote verschillen tussen huisnijverheid en productie in fabrieken.
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Video
Welk begrip hoort bij deze betekenis: Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie
Slide 20 - Quizvraag
Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector
Slide 22 - Quizvraag
In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland
Slide 23 - Quizvraag
Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten
Slide 24 - Quizvraag
Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1740, sneller weven?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw
Slide 25 - Quizvraag
In welke beroepen begon de Industriële revolutie?
A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel
Slide 26 - Quizvraag
Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760 sneller spinnen?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het spinnewiel
Slide 27 - Quizvraag
Begrippen uit deze les
schietspoel
Spinning Jenny
Cotton Gin
stoommachine
hoogovens
huisnijverheid
Transport Revolutie
Industriële Revolutie
Slide 28 - Tekstslide
Personen uit deze les
John Kay
James Hargreaves
Eli Whitney
Thomas Newcomen
James Watt
Slide 29 - Tekstslide
Jaartallen uit deze les
1705: stoommachine van Newcomen
1733: uitvinding van de schietspoel
1764: uitvinding van de Spinning Jenny
1764: James Watt verbetert de stoommachine
1793: uitvinding van de Cotton Gin
Slide 30 - Tekstslide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 31 - Open vraag
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen