Week 10 - les 2: Taal uit de buurt

Geen fictieboek bij je?
Bladzijde 60 (doorlezen)
Bladzijde 67 (doorlezen)
Bladzijde 73 (doorlezen)
Bladzijde 106 (doorlezen)


In volledige stilte wordt er gelezen

timer
10:00
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Geen fictieboek bij je?
Bladzijde 60 (doorlezen)
Bladzijde 67 (doorlezen)
Bladzijde 73 (doorlezen)
Bladzijde 106 (doorlezen)


In volledige stilte wordt er gelezen

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands
17 november 2023

Slide 2 - Tekstslide

Moedertaal

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat is moedertaal
A
de taal die je vanaf je geboorte leert
B
Engels
C
Een soort wiskunde
D
De taal van je moeder

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een tweede taal
A
Engels
B
De taal die je leert naast je moedertaal
C
De taal die je leert op school
D
Straattaal

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een vreemde taal
A
Engels
B
Een taal die je nog niet kent
C
Frans
D
Een taal die je geleerd heb op school

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een standaard taal
A
De taal die iedereen in een land spreken kan
B
Engels
C
Een taal die iedereen spreekt
D
Spaans

Slide 8 - Quizvraag

Wat is dialect
A
Fries
B
Limburgs
C
Een verbastering
D
een speciale taal

Slide 9 - Quizvraag

Wat is meertalig
A
Dat je meerderen talen begrijpt
B
dat je meerderen talen spreekt
C
dat je Fries snapt
D
Frans

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een leenwoord
A
een woord dat uit een andere taal komt
B
Een woord die je nog moet terugbetalen
C
een lening
D
Een woordsoort

Slide 11 - Quizvraag

Open bladzijde 89
Lees de vragen die horen bij opdracht 2

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

1. Welke drie streektalen hoor je voorbijkomen in de video?

Slide 14 - Open vraag

Wat zingt de mevrouw?
A
Antwoord A (zie boek)
B
Antwoord B (zie boek)
C
Antwoord C (zie boek)
D
Antwoord D (zie boek)

Slide 15 - Quizvraag

Mensen die een streektaal spreken voelen zich soms een buitenstaander
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Mensen die een spreektaal spreken, gaan soms 'gewoon' praten als er anderen bij zijn
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Mensen die een streektaal spreken, zijn meestal trots op die taal
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag
Waar? Pagina 88 en 89
Wat? Opdrachten 1 en 4
Tijd? Einde van de les, anders huiswerk
Vragen? Lees eerst zelf de vraag nog eens door, vraag het dan op fluisterniveau aan je buurmens, steek daarna je vinger op.

Slide 19 - Tekstslide