H1.1 Koning en parlement

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H1: Staatsinrichting van NL 1848 - nu
§1.1 koning en parlement   
A: oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 2 - Tekstslide

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
grondwet
grondrechten
constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
regering
parlement
 
parlementair stelsel
districtenstelsel

Slide 3 - Tekstslide

Meer dan 200 jaar was NL een republiek: land zonder koning.

1813: NL werd (met België en Luxemburg) een monarchie onder koning Willem I.
--> Koninkrijk der Nederlanden.  

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

1815: eerste grondwet (constitutie) 
--> document waarin staat vastgelegd: 
  • Regels over het bestuur van het land
  • Macht van de koning (monarch)
  • Grondrechten van alle burgers. Grondrechten zijn de basisrechten, zoals vrijheid van meningsuiting.

Nederland werd een constitutionele monarchie: macht koning vastgelegd in grondwet.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 8 - Tekstslide

Een constitutie is
A
Een wetboek
B
Een geloof
C
Een grondwet
D
Een parlement

Slide 9 - Quizvraag

Constitutionele monarchie?
A
koning is de baas
B
koning heeft niets te vertellen
C
is een republiek
D
koning moet zich houden aan de grondwet

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

In de grondwet van 1815 had koning Willem I veel macht:
  • De ministers waren dienaren van de koning. Koning en ministers vormden samen de regering.
  • Het parlement (Eerste- en Tweede Kamer) had weinig te zeggen.
  • De koning benoemde de leden van de Eerste Kamer.
  • De mensen van de Provinciale Staten kozen de leden van de Tweede Kamer.
  • Hij bepaalde waar het belastinggeld heen ging.

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 12 - Tekstslide

  • 1830: België scheidt zich af van NL na korte oorlog.
     
  • Willem I wilde België terug en gaf (te)veel geld uit aan het leger.
    --> Spanningen tussen koning en
          parlement.
     
  • 1840: Willem II werd koning 

§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

  • Liberale parlementslid Thorbecke wilde de grondwet veranderen.
  • Liberalen komen op voor vrijheid van de burgers en vinden dat regering zo min mogelijk regels moet maken.

Revolutiejaar 1848: in verschillende Europese steden braken revoluties uit, eis: meer vrijheid en democratie.  
--> ook in NL onrustig   
--> Koning Willem II had een keuze: een beetje macht of geen macht? gaat overstag. 
--> Thorbecke krijgt opdracht tot schrijven nieuwe grondwet  
§1.1
Koning en parlement
A
DeBoze burgers
Oorzaken van de nieuwe grondwet

Slide 15 - Tekstslide

De regering en het parlement bestaat uit
regering
parlement
Koning + ministers + staatssecretaris
Eerste en Tweede Kamer

Slide 16 - Sleepvraag

Aan de slag

  • §1.1 A: opdracht 1 t/m 5
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

1b. De grondwet van 1848

Slide 18 - Tekstslide

§1.1 koning en parlement   
B: de grondwet van 1848

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

De grondwet van 1848
 belangrijke politieke veranderingen:
  • De koning werd onschendbaar --> ministers verantwoordelijk voor wat de koning deed/zei
  • De koning bleef staatshoofd
  • Ministers hebben: ministeriële verantwoordelijkheid --> ze moeten aan het parlement uitleggen hoe en waarom ze dingen doen.
  • Censuskiesrecht: rijke mannen die genoeg belasting betalen mochten stemmen (11%)
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 21 - Tekstslide

Macht ligt bij het parlement --> parlementair stelsel.
 
  • TK: elke 4 jaar door burgers gekozen
    --> districtenstelsel: elk gebied (district) in NL
          kiest 1 kamerlid. (100d/100z)
    --> direct  
  • EK: gekozen door de Provinciale Staten. 
    --> indirect  
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

filmpje
invoering van de grondwet

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video


Welke grote verandering bracht de grondwetsherziening van 1848? 
A
Meer rechten voor de koning
B
Meer rechten voor de burgers
C
Het begin van het koninkrijk Nederland
D
Het begin van de Republiek Nederland

Slide 27 - Quizvraag


Wie zorgde in 1848 voor een nieuwe grondwet?
A
Koning Willem I
B
Koning Willem IV
C
Thorbecke
D
Piter Jelles Troelstra

Slide 28 - Quizvraag

Wat wordt Nederland in 1848?
A
Een constitutionele monarchie
B
Een parlementaire regeringsstelsel
C
Een totalitaire staat (dictatuur)
D
Een federale republiek

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Nieuwe rechten parlement:
  • recht van amendement (wetsvoorstellen wijzigen)
  • recht van enquête (onderzoek instellen)

Nieuwe rechten volk:
Meer grondrechten, bijv. 
  • vrijheid van onderwijs
  • recht van vereniging
  • recht van vergadering
§1.1
Koning en parlement
B
DeBoze burgers
De grondwet van 1848

Slide 31 - Tekstslide

Aan de slag
  • §1.1b: opdracht 6 t/m 9
timer
15:00

Slide 32 - Tekstslide

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
grondwet
grondrechten
constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
regering
parlement
 
parlementair stelsel
districtenstelsel
Politiek: De macht van de koning/weinig democratie
Economisch: Veel mensen geen werk/werkeloosheid
Ministeriële verantwoordelijkheid
Koning onschendbaar
Parlementaire stelsel (macht ligt bij het parlement)

Slide 33 - Tekstslide

§1.1 koning en parlement   
C: de Luxemburgse kwestie

Slide 34 - Tekstslide


1849: Willem III
-> Vond macht afstaan moeilijk

§1.1
Koning en parlement
C
DeBoze burgers
De Luxemburgse kwestie

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

  • 1866-1867:  Luxemburgse Kwestie.
  • Ruzie tussen parlement en regering 
  • Willem III wilde Luxemburg stiekem verkopen.
  • Parlement boos
  • Door de ministeriële verantwoordelijkheid kon het parlement niet de koning aanpakken. Wel eisten ze het ontslag van de ministers, maar zij weigerden..

§1.1
Koning en parlement
C
DeBoze burgers
De Luxemburgse kwestie

Slide 37 - Tekstslide

  • Willem III steunde de ministers en ontbond de Tweede Kamer -> nieuwe verkiezingen.
  • Nieuwe parlement was tegen de plannen van Willem III / ministers.
  • Nog een keer het parlement ontbinden?
  • Ministers stappen op
  • Koning accepteert dat hij het parlement niet zomaar kon negeren.
  • Het parlement is de baas in Nederland.
§1.1
Koning en parlement
C
DeBoze burgers
De Luxemburgse kwestie

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Aan de slag 
maken: 
§1.1 opgave 10 t/m 14 (leerboek)



timer
10:00

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Link