Herhalingsles 2mh3

Herhalingsles
Alles wat je moet weten voor de toetsweek!
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles
Alles wat je moet weten voor de toetsweek!

Slide 1 - Tekstslide

Studiewijzer (2mh3)
04/04: Par. 5.2 Einde van de wereldrijken
06/4: Par. 5.2 Einde van de wereldrijken 
Tweede Paasdag
11/04:Par. 5.2 Einde van de wereldrijken
13/04: Par. 5.1 Besluiten en besturen in Nederland
18/04: Par. 5.1 Besluiten en besturen in Nederland
20/04: Par. 5.1 Besluiten en besturen in Nederland
MEIVAKANTIE
09/05: Herhalingsles
11/05: SO par. 5.1 en 5.2
16/05: Par. 5.3 De Koude Oorlog
Hemelvaart
23/05: -
25/05: Par. 5.3 De Koude Oorlog









Toetsweek 4
H5 par. 5.1, 5.2, 5.3 en 5.4
30/05: Par. 5.3 De Koude Oorlog
01/06: Par. 5.4 Samenwerking en democratie
05/06: Par. 5.4 Samenwerking en democratie
08/06: Herhalingsles
TOETSWEEK

Slide 2 - Tekstslide

Studiewijzer (2mhs1)
03/04: Par. 5.2 Einde van de wereldrijken
06/4: Par. 5.2 Einde van de wereldrijken
Tweede Paasdag
13/04:Par. 5.2 Einde van de wereldrijken
17/04: Par. 5.1 Besluiten en besturen in Nederland
20/04: Par. 5.1 Besluiten en besturen in Nederland
MEIVAKANTIE
08/05: Par. 5.1 Besluiten en besturen in Nederland
11/05: SO par. 5.1 en 5.2
15/05: -
Hemelvaart
22/05: Par. 5.3 De Koude Oorlog
25/05: Par. 5.3 De Koude Oorlog
Tweede Pinksterdag





Toetsweek 4
H5 par. 5.1, 5.2, 5.3 en 5.4
01/06: Par. 5.4 Samenwerking en democratie
05/06: Par. 5.4 Samenwerking en democratie
08/06: Herhalingsles
TOETSWEEK

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Het parlement
Het parlement bestaat uit de Eerste Kamer en Tweede Kamer
Het parlement keurt een wetsvoorstel goed of af.
Ook controleren ze de regering. De macht ligt dus bij het parlement!
Het parlement
Eerste Kamer

75 leden
Tweede Kamer

150 leden
Burgers kiezen om de 4 jaar de 150 leden van de Tweede Kamer. 

Het parlement mag ook wetsvoorstellingen indienen. 

Slide 5 - Tekstslide

De Kamerleden van een politieke partij vormen samen een fractie
 

Slide 6 - Tekstslide

Coalitie en oppositie


Na verkiezingen worden het kabinet en de regering gevormd. 
Deze leden komen uit samenwerkende fracties (partijen). 
De samenwerkende partijen vormen de coalitieDe coalitie heeft de meerderheid in de Tweede Kamer en steunen de regering. 
De partijen die zich tegen hen verzetten zijn de oppositie (ook oppositiepartij). 

Slide 7 - Tekstslide

Lage overheden. Eens per vier jaar verkiezingen. 
  • Provincies: zorgen voor agrarische en natuurgebieden, spoorwegen, wegen, industrië, etc. Inwoners van de provincies kiezen de leden van de Provinciale Staten. Die kiezen uit hun midden het provinciebestuur, de Gedeputeerde Staten. De voorzitter daarvan is de commissaris van de koning, die door de regering wordt benoemd.
 
  • Waterschappen: zorgen in hun gebied voor de dijken en de waterkwaliteit. De regering benoemt de dijkgraven, de voorzitters van de waterkwaliteit. 

  • Gemeente: gaat over zaken die in steden of dorpen spelen. 


Slide 8 - Tekstslide

De gemeente

Gekozen door de burgers. 
Beslist over het gemeentebeleid en controleert het gemeentebestuur. 

Slide 9 - Tekstslide

Gemeente
d


Gemeenteraad benoemt de wethouders. 
De regering benoemt de burgermeester (na het advies van de gemeenteraad).

Slide 10 - Tekstslide

Verenigde Naties
Opgericht in 1945 door 54.
Samenwerken om vrede, vrijheid en welvaart te bereiken. 
Inmiddels zijn er 193 landen lid.

Het belangrijkste onderdeel van de VN is de Veiligheidsraad
  • Een groep 15 landen die maatregelen kunnen nemen waar alle landen zich aan moeten houden. 
  • De 5 grote geallieerde landen uit de WOII hebben de leiding (VS, GB, FR, RS en China). Ze zijn permanent lid en hebben vetorecht (besluisten tegenhouden). 

Slide 11 - Tekstslide

De invloed van de WOII
Dekolonisatie: kolonies worden zelfstandig van het moederland.

De Europese kolonies wilden na de WOII onafhankelijk zijn:
  • In Zuidoost-Azië had Japan het westerse kolonialisme venietigd. Het nationalisme van inheemse volk bloeide. 
  • De Europese landen waren na de oorlog verzwakt.
  • De VS en de Sovjet-Unie werden supermachten (zeer machtige staten). Ze waren voor dekolonisatie. 

Slide 12 - Tekstslide

Sovjet-Unie (SU)

Verenigde Staten (VS)
  • Kapitalisme
  • Westblok
  • Vrijemarkteconomie: economie om winst te maken. De overheid bemoeid zich niet met de economie. 
  • Grote verschillen tussen rijk/arm
  • Democratie
  • Marshallplan 
  • Communisme
  • Oostblok
  • Planeconomie:  economie wordt door de Staat geregeld
  • Iedereen is even rijk/arm
  • Dictatuur/eenpartijstaat: geen verkiezingen
  • IJzeren Gordijn

Slide 13 - Tekstslide

Dekolonisatie

Slide 14 - Tekstslide

Franse dekolonisatie in Azië.
De Fransen vertrokken niet vrijwillig uit hun kolonie Indochina. 

Na 1945 kreeg de bevrijdingsbeweging Vietminh heel Vietnam in handen. 

Toen de Fransen probeerden het land te heroveren, brak een koloniale oorlog uit.

De oorlog eindigde in 1954 met het verlies van Frankrijk. 

Slide 15 - Tekstslide

Dekolonisatie in Afrika. 
Tussen 1956 en 1974.
In de meeste landen liep het vreedzaam (bijv. Congo en Marokko). 

Sommige landen werden pas later onafhankelijk na een onafhankelijkheidsoorlog, zoals Algerije, Angola en Mozambique. 

Slide 16 - Tekstslide

Soekarno
  • Leider van het nationalistisch partij.
  • Riep de onafhankelijk Republiek Indonesië uit. 
  • Reactie van Nederland? Accepteerde deze proclamatie niet en stuurde troepen die de Nederlandse mahct in delen van Indonesië herstelden. 

Slide 17 - Tekstslide

Politionele acties 
1945 - 1949
  • Diplomatie mislukte. 
  • Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. 
  • Politionele acties: militaire acties van Nederland om te voorkomen dat Indonesië onafhakelijk werd. 
Het leger rukte snel op, maar de Republiek bleef terugslaan met kleine aanvallen. Nederland antwoordde met terreur: dorpen werden platgebrand, dorpsbewoners en krijgsgevangenen werden als afschrikwekkend voorbeeld doorgeschoten.

Slide 18 - Tekstslide

Indonesië onafhankelijk
Nederland werd door de VS en VN gedwongen om de Indonesische onafhankelijkheid te accepteren. 
Koningin Juliana ondertekende de soevereiniteitsoverdracht in 1949. 

Soekarno's regering kreeg de hoogste macht over Indonesië. 

Slide 19 - Tekstslide

Midden en Zuid-Amerika
Suriname werd in 1975 op een vreedzame wijze onafhankelijk.

Curaçao, Aruba en Sint Maarten werden zelfstandige landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. 

Bonaire, Saba en Sint Eustatius werden bijzondere gemeenten van Nederland. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

De Joden
  • Voor het Romeinsetijd woonden de joden in het gebied dat vroeger Palestina wordt genoemd. 
  • Ze vluchtten na mislukte opstand tegen de Romeinen. 
  • Ze verspreiden zich over de hele wereld en volgden hun eigen tradities en geloof
  • Verlangde naar hun oude land "Israël" = ZIONISTEN!

Slide 22 - Tekstslide

De Holocaust
  • Werden vervolgd
  • Holocaust

Slide 23 - Tekstslide

De Palestijnen

  • Arabieren
  • Islamistisch

Slide 24 - Tekstslide

De Staat Israël (1948 tot heden)
Verenigde Naties kreeg de macht over het gebied. 
Gebied wordt opgedeeld: een Joodse en een Arabische (Palestijnse) staat.

Slide 25 - Tekstslide

De Palestijnen willen hun land terug, maar...
  • De joden roepen in 1948 de staat Israël uit!
  • Omringende Arabische landen vielen Israël aan, maar werden verslagen.
  • Half miljoen Palestijnen vluchtten het land uit of gingen in vluchtelingenkampen wonen. 

Slide 26 - Tekstslide

Duitsland na de Tweede Wereldoorlog
  • Geallieerden: landen die tegen Duitsland vochten in de 2e wereldoorlog. (Frankrijk, Sovjet-Unie, Engeland, VS)
  • Na de Tweede Wereldoorlog verdelen ze Duitsland.
  • Snel na de oorlog worden de bondgenoten vijanden. 
  • De wereld wordt verdeeld in twee vijandige groepen = blokvorming



Slide 27 - Tekstslide

Oost vs West
Oost: communistische landen onder leiding van de Sovjet-Unie.

West: democratische westerse landen onder leiding van de VS. 

Slide 28 - Tekstslide

Waarom Koude Oorlog?
Het was geen echte oorlog, maar...

- Vietnam
- Korea

Slide 29 - Tekstslide

Oorzaken Koude Oorlog
Verschillende ideologieën (geheel van ideeën over de samenleving) 

  • VS: voor democratie en kapitalisme.
  • Sovjet-Unie: voor communisme en dictatuur.

 
Beiden willen hun ideeën over de wereld verspreiden. 

Slide 30 - Tekstslide

Kenmerken van de Koude Oorlog (1)
  • Koude/kille relatie tussen beide landen
  • Geen echte oorlog tussen beide landen
  • Wel oorlog tussen sommige van hun bondgenoten (bijv. oorlogen in Vietnam en Cuba)
  • Grote spanningen en angst in de wereld

Slide 31 - Tekstslide

Kenmerken van de Koude Oorlog (2)
  • Beide landen hebben veel kernwapens

  • Er ontstaat een wapenwedloop

  • Beide landen geloven in hun eigen (economische) systeem


  • Beide landen willen hun eigen systeem in de wereld verspreiden

Slide 32 - Tekstslide

Containment politiek (1947)
Er was veel armoede na de WOII. Sommige Europeanen dachten de het communisme dit probleem zou oplossen. 
VS gaat het communisme indammen/zorgen dat het niet uitbreidt = CONTAINMENTPOLITIEK

  • Economisch 
  • Militair

Slide 33 - Tekstslide

Marshallhulp
  • Hulp van de VS aan West-Europa na de WOII, bedoeld voor de wederopbouw.

  • Op een sterk en rijk West-Europa zou de SU geen invloed krijgen (de welvaart toe en de communistische partijen kregen minder aanhang).

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

1949
  • Sovjet atoombommen. 
  • De communisten grepen de macht in China.
De communistische Oost-Europa wilden niet dat hun burgers contact hadden met het Westen. Er kwam een zwaar bewaakte grens, met prikkeldraad, mijnenvelden en wachttorens: het IJzeren Gordijn

Slide 36 - Tekstslide

Cubacrisis
16-28 oktober 1962

Slide 37 - Tekstslide

Grote onrust bij de Verenigde Staten

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Verdeling van Duitsland
  • Duitsland (tijdelijk) niet meer zelfstandig
  • Vier bezettingszones onder leiding van: Frankrijk, Engeland, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten.
  • BRD vs DDR
  • Reizen tussen bezettingszones kan niet: het IJzeren Gordijn.
  • Vergeet dit ook niet: Berlijn ligt in de bezettingszone van de Sovjet-Unie
Berlijn is, net als Duitsland, verdeeld in 4 bezettingszones. Omdat Berlijn in de Sovjet-zone ligt, liggen de Berlijn-bezettingszones van Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten dus ook in de Sovjet-zone.

Slide 40 - Tekstslide

De Berlijnse Muur

Slide 41 - Tekstslide

Wat is er aan de hand?
  • Bevolking van de DDR willen meer vrijheid en openzetten van de grens, maar de Oost-Duitse regering wil dit absoluut niet!

  • Grote demonstraties tegen de regering in Oost-Berlijn

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Handel in kolen en staal
  • Steenkool als brandstof.
  • Staal voor de bouw van machines, fabrieken en spoorwegen.


Slide 44 - Tekstslide

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal = EGKS!

Slide 45 - Tekstslide

De samenwerking begint
  • De EGKS was zo succesvol dat andere landen ook lid wilden worden. 

  • Daardoor werd de Europese Economische Gemeenschap (EEG) opgericht. 

  • De EEG werden nog meer landen lid van. 
  • In de EEG werd de handel tussen landen vrij. Zij hoeven op alles geen invoerrechten meer te betalen en hanteren dezelfde wetten en regels.

Slide 46 - Tekstslide

Het begin van de Europese Unie...
  • 1992 Verdrag van Maastricht: één Europese munt = DE EURO!
  • Opsporen van criminelen
  • Milieu
  • Grenzen

Slide 47 - Tekstslide

Begrippen leren en overhoren
Leer de begrippen van 5.1 en 5.2 
10 minuten
Daarna overhoren
timer
10:00

Slide 48 - Tekstslide