Unit 5 grammatica plural much many 2MK

English
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

English

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les kan ik.....
  • meervoud benoemen en toepassen
  • much/many benoemen en toepassen

Slide 2 - Tekstslide

Think about this for 1 minute:

What is the best april fool's joke you have ever pulled?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Lesson 5.2: Reading

Now:

in Learnbeat -> 5.2Find out:

Read the text and answer the questions

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
Trappen van vergelijking
- Comparative: vergrotende trap
- Superlative: overtreffende trap
Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.
A
B
C

Slide 7 - Tekstslide

Aantekening
He
He is as old as my grandfather.
He is older than your grandfather.
Her grandfather is the oldest.

Slide 8 - Tekstslide

Aantekening
Woorden van 1 lettergreep:
- Comparative: -er
- Superlative: -est
old
older
oldest

Slide 9 - Tekstslide

Aantekening:
hot
hotter
hottest
Spellingsregels:

3.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op 1 klinker (a, e, i, o, u)
+ 1 medeklinker, medeklinker verdubbelen
big
bigger
biggest

Slide 10 - Tekstslide

Aantekening:
Woorden van twee lettergrepen die eindigen op:
medeklinker + y
-y   wordt: -ier  en -iest

happy       happier      happiest

Slide 11 - Tekstslide

Aantekening:
Alle andere bijvoegelijk naamwoorden van 2 lettergrepen of meer: more of most ervoor zetten
expensive
more expensive
most expensive

Slide 12 - Tekstslide

Aantekening:
That
That phone is as expensive as a car.
That phone is more expensive than a car.
That phone is the most expensive!

Slide 13 - Tekstslide

Aantekening:
Soms kun je ook zeggen dat iets net zo ... is als iets anders.

Slide 14 - Tekstslide

Aantekening:
Uitzonderingen (die moet je uit je hoofd leren)
good                        better            best
bad                           worse            worst
much/many         more              most
little                         less                 least
far                             further          furthest

Slide 15 - Tekstslide

Aantekening:
Samenvattend:

1 lettergreep                   -er            -est
2 lettergrepen -y          -ier           -iest
2 lettergrepen               -more     -most
3+ lettergrepen            -more     -most
en leer de uitzonderingen

Slide 16 - Tekstslide

What is your ... (bad) subject at school?
A
badder
B
worse
C
worst
D
baddest

Slide 17 - Quizvraag

The ... (little) you can do is study for the tests.
A
leasest
B
least
C
littlest
D
less

Slide 18 - Quizvraag

Who is the (good) .... football player in the world?
A
better
B
gooder
C
goodest
D
best

Slide 19 - Quizvraag

My house is (big) ...
than yours.

Slide 20 - Open vraag

Who is the (rich) ...
woman on earth?

Slide 21 - Open vraag

This flower is (beautiful)
... than that one.

Slide 22 - Open vraag

Plurals
Apple
Apples

Slide 23 - Tekstslide

Standaard = +-s

Slide 24 - Tekstslide

sis-klank
watch
watches

Slide 25 - Tekstslide

medeklinker +-y
baby
babies

Slide 26 - Tekstslide

plural: river
A
river's
B
rivers
C
riverses
D
riveries

Slide 27 - Quizvraag

plural: lady
A
lady's
B
ladys
C
ladyes
D
ladies

Slide 28 - Quizvraag

plural: bush
A
bush's
B
bushs
C
bushes
D
bushies

Slide 29 - Quizvraag

medeklinker +-o
potato
potatoes

Slide 30 - Tekstslide

eindigen op -f of -fe
leaf
leaves

Slide 31 - Tekstslide

onregelmatige meervouden
Child – children​

Foot – feet​
Mouse – mice​
Sheep – sheep​
Tooth - teeth​



Slide 32 - Tekstslide

plural: tornado
A
tornado
B
tornados
C
tornadoes
D
tornadies

Slide 33 - Quizvraag

plural: box
A
box
B
boxs
C
boxes
D
boxies

Slide 34 - Quizvraag

plural: library
A
library
B
librarys
C
libraryes
D
libraries

Slide 35 - Quizvraag

plural: scarf
A
scarfes
B
scarfs
C
scarves
D
scarvies

Slide 36 - Quizvraag

plural: child
A
children
B
childs
C
childrens
D
childes

Slide 37 - Quizvraag

plural: life
A
lives
B
lifes
C
livies
D
lifies

Slide 38 - Quizvraag

plural: sheep
A
sheep
B
sheeps
C
sheepes
D
sheepies

Slide 39 - Quizvraag

Much vs. Many

Slide 40 - Tekstslide

Much water

Slide 41 - Tekstslide

Many glasses of water

Slide 42 - Tekstslide

Much sugar

Slide 43 - Tekstslide

Many sugarcubes

Slide 44 - Tekstslide

Colours
A
many colours
B
much colours

Slide 45 - Quizvraag

dogs
A
many dogs
B
much dogs

Slide 46 - Quizvraag

Milk
A
Many milk
B
much milk

Slide 47 - Quizvraag

bottles of milk
A
many bottles of milk
B
much bottles of milk

Slide 48 - Quizvraag

Homework Thursday 9/4 
Study words + grammar Unit 5.1
finish assignments C/D/E 5.1

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Link

Slide 52 - Link

Slide 53 - Video

Geef jezelf een cijfer in hoeverre je deze les hebt begrepen.
Cijfer van 1 t/m 10

Slide 54 - Open vraag