9.3 Modern Imperialisme

Leerdoelen
  • Uitleggen welk verband er is tussen de industriële revolutie, nationalisme en modern imperialisme vanaf 1870
  • Met een voorbeeld uitleggen welke invloed Europese superioriteitsgevoelens hadden op de houding van Europeanen tegenover volken in Afrika en Azië
  • beschrijven hoe de kolonisatie in Azië, Afrika en Amerika verliep;
  • Een aantal politieke, economische en sociale gevolgen noemen van het modern imperialisme voor de inwoners van de veroverde gebieden.

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  • Uitleggen welk verband er is tussen de industriële revolutie, nationalisme en modern imperialisme vanaf 1870
  • Met een voorbeeld uitleggen welke invloed Europese superioriteitsgevoelens hadden op de houding van Europeanen tegenover volken in Afrika en Azië
  • beschrijven hoe de kolonisatie in Azië, Afrika en Amerika verliep;
  • Een aantal politieke, economische en sociale gevolgen noemen van het modern imperialisme voor de inwoners van de veroverde gebieden.

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerkend aspect
De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie

Slide 2 - Tekstslide

Modern Imperialisme
19e eeuw: 
  • Europese landen waren niet langer tevreden met handelsposten of kleinere bezittingen van waaruit ze handel konden drijven (zoals bij eerdere kolonialisme). Vanaf 1870 begon er een soort race tussen West-Europese landen om zo snel mogelijk zelfs de meest ondoordringbare gebieden te bezetten om zo een wereldrijk (imperium) te stichten!

Slide 3 - Tekstslide

Oorzaken modern imperialisme
  • Economisch: Fabrieken (industrialisatie) hadden behoefte aan grondstoffen uit de koloniën, zoals olie, rubber en katoen.
  • Door de industrialisatie hadden Europeanen een technologische voorsprong gekregen. Ze hadden betere wapens, schepen, navigatie- en communicatiemiddelen dan de bewoners van Afrika en Azië.
  • Het 19e eeuwse nationalisme zorgde voor het idee dat een ‘belangrijk’ volk een groot overzees gebied verdiende.
  • Onder invloed van de Verlichting (vooruitgangsdenken) had men had het gevoel dat blanke Europeanen beter ontwikkelde mensen waren dan Aziaten en Afrikanen. Ze voelden zich superieur. Ze meenden daarom het recht te hebben andere volken te overheersen en te bekeren. (superioriteitsdenken).

Slide 4 - Tekstslide

Gevolg 1: De kolonies kregen te maken met Europese politieke machthebbers b.v. in Brits-Indië
  • Groot-Brittannië had in de 19e eeuw het meeste succes bij het stichten van een imperium. Overal op de wereld hadden de Britten koloniën. 
  • De belangrijkste was Brits-Indië. (Deze kolonie omvatte de huidige landen India, Sri Lanka, Pakistan, Bangladesh en een deel van Myanmar).
  • Er woonden in 1880 zo’n 250 miljoen mensen.
  • Dit enorme gebied werd bestuurd door slechts 1.000 Britse ambtenaren en 40.000 soldaten.
  • De Britten maakten handig gebruik van de plaatselijke adel. Voor de bevolking leek het alsof hun land werd geregeerd door Indiase vorsten, maar deze moesten luisteren naar de Britten (indirect bestuur) 
  • India leverde goedkope grondstoffen voor de Britse industrie en vormde tegelijk een belangrijke afzetmarkt

Slide 5 - Tekstslide

Gevolg 2: De bevolking werd gedwongen bij te dragen aan de economische activiteiten van het moederland b.v. in NL-Indië
  • 1830: Java moest winstgevend zijn waardoor het cultuurstelsel werd ingevoerd
  • Boeren moesten op 20% van hun grond, verplichte gewassen verbouwen waaraan NL veel geld verdiende
  • De inheemsen konden minder rijst verbouwen en leden honger
  • In 1870 schafte de liberale regering het cultuurstelsel af en het systeem van vrije arbeid werd ingevoerd met Europese ondernemers en lokale loonarbeiders

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Gevolg 3: een deel van de inheemse bevolking werd ingeschakeld bij het bestuur en in het leger.
  • Vaak koos het westerse bestuur daarbij voor heel specifieke bevolkingsgroepen, zoals etnische of religieuze minderheden.
  •  Zo kende het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) een groot percentage soldaten uit de Molukken
  • De bevoorrechte groepen waren loyaal aan het koloniale bestuur
  • Deze werkwijze vergrootte wel de onderlinge tegenstellingen binnen de inheemse bevolking.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Gevolg 4: willekeurige grenzen
  • koloniserende landen trokken vaak willekeurige grenzen door de kolonie zonder rekening te houden met  verschillen tussen volken
  • Toen koloniën in de 20e eeuw onafhankelijk werden, vormden die grenzen vaak een bron van conflicten en burgeroorlog
  • met een liniaal grenzen op de kaart werden getrokken en zo’n veertig nieuwe landen ontstonden. 
  • In ongeveer twintig jaar werd vrijwel het hele continent bezet door België (Congo), Engeland (het zuiden en oosten van Afrika), Frankrijk (in het noorden en westen), Duitsland (Namibië, Kameroen, Tanzania en Togo), Italië (Libië, Somalië en Eritrea), Portugal (Angola en Mozambique) en Spanje (Zuid-Marokko).

Slide 10 - Tekstslide

Gevolg 5: betere voorzieningen
  • Inwoners profiteerden van de aanleg en verbetering van spoorwegen en (water)wegen, ook al waren die bedoeld voor de aan- en afvoer van grondstoffen en eindproducten. 
  • Ook leerde een deel van de inwoners lezen en schrijven
  • De gezondheidszorg verbeterde door de bouw van ziekenhuizen
  • Er werden betere manieren aangeleerd om landbouw te bedrijven

Slide 11 - Tekstslide

1884-1885 Conferentie van Berlijn
  •  in 1884-1885 kwamen de belangrijkste Europese landen in Berlijn bij elkaar om af te spreken hoe ze Afrika onderling zouden verdelen.
  • Vooral Duitsland, België en Italië waren in Azië te laat geweest met het verkrijgen van kolonies en probeerden in Afrika met de Britten en de Fransen nog onderling de 'witte vlekken' te verdelen (nog niet ingenomen stukken).
  • Georganiseerd door Bismarck (Duitsland)

Slide 12 - Tekstslide

Ontwikkelingen in Amerika
  • In de 16e eeuw hadden Spanjaarden en Portugezen koloniën gevestigd in Zuid- en Midden-Amerika.
  •   Britten en Fransen hadden het oosten van Noord-Amerika gekoloniseerd.
  • De Europeanen beschouwden de Nieuwe Wereld van meet af aan als ‘leeg’ en hadden geen oog voor de oorspronkelijke bewoners
  • Door deze afstandelijke opstelling zagen de kolonisten in de Amerikaanse koloniën deze gebieden steeds meer als hun eigen land (1776 Amerikaanse Revolutie)
  • Begin 19e eeuw hadden onafhankelijkheidsbewegingen in het midden van Amerika en op het zuidelijke continent succes. Daardoor verloren Spanje en Portugal hun gezag en ontstonden landen als Mexico, Argentinië en Brazilië.

Slide 13 - Tekstslide

Begrippen
  • Modern imperialisme: het verschijnsel vanaf de 19e eeuw waarbij Europese landen streven naar een groot koloniaal rijk en de koloniën gebruiken als producenten van grondstoffen en als afzetgebieden. 
  • Indirect bestuur: manier van besturen van een kolonie waarbij het inheemse bestuur ondergeschikt is aan het koloniale bestuur, maar wel blijft functioneren.
  • Direct bestuur: manier van besturen van een kolonie waarbij Europese ambtenaren de koloniale bevolking rechtstreeks besturen, zonder tussenkomst van een inheems bestuur.
  • Cultuurstelsel: economisch systeem voor de exploitatie van Java; hierbij moest de bevolking een vijfde van haar grond bebouwen met landbouwgewassen voor de Europese markt in ruil voor plantloon.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video