Lezen blok 3 en 4 pwweek

Hoofd- en bijzaken
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Hoofd- en bijzaken

Slide 1 - Tekstslide

Hoofd - en bijzaken
hoofdzaken
bijzaken
- belangrijk
- inleiding en slot
- kernzin (1e zin alinea)
- belangrijk voor maken samenvatting
- minder belangrijk
- voorbeelden, getallen

Slide 2 - Tekstslide

5a. Is de volgende zin een hoofd- of bijzaak?

De topsnelheid is 32 kilometer per uur, heel wat in die tijd.
A
hoofdzaak
B
bijzaak

Slide 3 - Quizvraag

Is deze zin uit de tekst een hoofd- of bijzaak?

Om te voorkomen dat ooit nog eens zo'n ramp zou plaatsvinden, werd na de watersnood snel begonnen met de Deltawerken.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 4 - Quizvraag

Is deze zin uit de tekst een hoofd- of bijzaak?

Dankzij dit enorme project is ZuidwestNederland stukken beter beveiligd tegen overstromingen.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 5 - Quizvraag

Hoofd- en bijzaken:
Wat zijn hoofdzaken?
A
De belangrijkste zaken uit de tekst
B
Extra uitleg
C
De eerste zin van elke alinea
D
De minst belangrijke zaken uit de tekst

Slide 6 - Quizvraag

4. Zijn de onderstreepte zinnen hoofd- of bijzaken?
A
hoofdzaken
B
bijzaken

Slide 7 - Quizvraag

Zijn hoofd of bijzaken belangrijker in een tekst?
A
hoofdzaken belangrijker dan bijzaken
B
bijzaken belangrijker dan hoofdzaken

Slide 8 - Quizvraag

Feiten en meningen

Slide 9 - Tekstslide

FEIT OF MENING?

Slide 10 - Tekstslide

Feit of mening?

Slide 11 - Tekstslide

Feit OF mening

Slide 12 - Tekstslide

FEITEN OF MENINGEN?

Slide 13 - Tekstslide

Feit of mening?
Roken moet verboden worden.
A
feit
B
mening

Slide 14 - Quizvraag

Feit of mening:
Vandaag is het vrijdag.
A
feit
B
mening

Slide 15 - Quizvraag

feit en mening,
wat klopt?
A
een mening kun je niet bewijzen.
B
Bij een feit kan iedereen vaststellen dat het (altijd) klopt of iets echt gebeurd is.
C
Als iedereen dezelfde mening heeft is het een feit.
D
In de geschiedenis zijn geen feiten, omdat iedereen zijn eigen verhaal heeft.

Slide 16 - Quizvraag

Feit of mening?
Ik heb geen broers.
A
feit
B
mening

Slide 17 - Quizvraag

Feit of mening?
"De aarde is rond."
A
Feit
B
Mening

Slide 18 - Quizvraag

Benoem alle
tekstdoelen

Slide 19 - Woordweb

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 20 - Quizvraag

Tekstdoel?
timer
0:30
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 21 - Quizvraag


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Adviseren

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 23 - Quizvraag

Tekstdoel en tekstsoort
Tekstdoel:          Tekstsoort:
  • Informeren   -    Informatieve tekst
  • overtuigen    -    Betogende tekst
  • amuseren     -    Amuserende tekst
  • activeren       -    Activerende tekst

Slide 24 - Tekstslide


Tekstsoort?
A
Amuserende tekst
B
Informerende tekst
C
Aansporende tekst

Slide 25 - Quizvraag


Tekstsoort?
A
Aansporende tekst
B
Amuserende tekst
C
Informerende tekst

Slide 26 - Quizvraag

Tekstsoort?
A
Aansporende/ activerende tekst
B
Uiteenzettende tekst
C
Amuserende tekst
D
Informerende tekst

Slide 27 - Quizvraag

Inleiding, middenstuk, slot

Slide 28 - Tekstslide

Wat is de waarheid?
inleiding-middenstuk-slot
A
Het middenstuk is het grootste gedeelte van de tekst.
B
Het eerste deel van de tekst heet het SLOT

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de waarheid?
inleiding-middenstuk-slot
A
De inleiding bestaat uit meerdere alinea's.
B
De laatste alinea van de tekst is het slot.

Slide 30 - Quizvraag

KERNZINNEN
Kernzin
De belangrijkste informatie van een alinea.
Waar staat de kernzin? 
  • De 1e zin is de kernzin.
  • De 2e zin van een alinea is de kernzin.
  • De laatste zin van de alinea is de kernzin.


Slide 31 - Tekstslide

Wat is een kernzin?
A
hetzelfde als de hoofdgedachte
B
conclusie van de tekst
C
belangrijkste zin van een alinea
D
belangrijkste zin van de tekst

Slide 32 - Quizvraag

Deelonderwerp?
Onderwerp:
Waar gaat deze tekst over?
Deelonderwerp:
Waar gaat deze alinea over?

Slide 33 - Tekstslide

Onderwerp: 
Black Friday 
Deelonderwerp:
Ontstaan van Black Friday 
Deelonderwerp:
Drukte in de stad.
Deelonderwerp:
Goede aanbiedingen of onzin aanbiedingen
Middenstuk: 

Alinea 3

Alinea 4
Alinea 2

Slide 34 - Tekstslide

Wat is een tussenkopje?

Slide 35 - Open vraag

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 36 - Open vraag