H2 herhaling

H2 -herhaling- Fitlife
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H2 -herhaling- Fitlife

Slide 1 - Tekstslide

2.1 Grootheden

Slide 2 - Tekstslide

Grootheden
Eenheden
Geld
Dollar
Temperatuur
Fahrenheit
CM
Liter
Inhoud
Lengte
Seconde
Tijd
Energie
Watt

Slide 3 - Sleepvraag

1 GB is hoeveel MB?

Slide 4 - Open vraag

Zoek een metriekstelsel op en plaats hier de foto/screenshot

Slide 5 - Open vraag

2.1 grootheden

Slide 6 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een verhouding

Slide 7 - Open vraag

2.2 Verhoudingen

Slide 8 - Tekstslide

Vereenvoudig deze 3-delige verhouding
18:6:12

Slide 9 - Open vraag

Hoe vergelijk je verschillende verhoudingen?

Slide 10 - Open vraag

Wat is voordeliger?
A kost € 1,15 (500 ml).
B kost € 1,95 (750 ml).
A
A
B
B

Slide 11 - Quizvraag

Berekening
Wat is voordeliger?               1 eenheid gelijk maken (100ML)
A kost € 1,15 (500 ml).          1,15 : 5 = 0.23
B kost € 1,95 (750 ml).          1,95 : 7,5 = 0.26

Slide 12 - Tekstslide

Gewicht:
wat zijn de eenheden die hierbij horen?

Slide 13 - Woordweb


Welke gewichtseenheden horen bij elkaar?
1000 KG
100 gram
500 gram
1 ton
1 ons
1 pond

Slide 14 - Sleepvraag

Hoeveel weegt een vol krat?

Slide 15 - Open vraag

Hoeveel weegt 1 laag van 10 kratten?

Slide 16 - Open vraag

Hoeveel weegt een volle pallet?

Slide 17 - Open vraag

Hoeveel pallets passen in een
vrachtwagen met een
laad vermogen van 22 ton?

Slide 18 - Open vraag

Uitleg
Een krat weegt 13 KG (12 x 1 KG + 1 KG leeg krat)
Een pallet heeft 6 x 10 kratten= 60 kratten x 13 KG = 780 KG
Bij die 780 komt nog gewicht van de pallet 20 KG = 800 KG weegt een pallet in totaal

22 ton = 22.000KG

22.000 : 800 = 27,5
Afgerond 27  (dit rond je altijd af naar beneden,  alleen hele kratten)

Slide 19 - Tekstslide

2.3 gewicht
Nova neemt een voedingssupplement van 10 microgram (μg) vitamine D.
Ze eet ook 130 g regenboogforel, 
60 g makreel, 
twee gekookte eieren en 
vier boterhammen besmeerd met margarine.
Met hoeveel microgram is ze onder de bovengrens? Rond af op 2 decimalen.

Schrijf de tussenstappen op.



Slide 20 - Tekstslide

2.3 gewicht
Wat is de bovengrens vitamine D per dag?
Hoeveel is haar voedingssupplement?
Hoeveel is 130 g regenboogforel?
Hoeveel is 60 gram makreel?
Hoeveel zijn 2 gekookte eieren?
Hoeveel zijn 4 boterhammen met margarine?
Wat is het totaal aan vitamine D in microgram dat zij binnen krijgt?
Haal dit getal van de bovengrens af
Wat blijft erover en rond dit af op 2 decimalen



Slide 21 - Tekstslide

2.3 gewicht
Wat is de bovengrens vitamine D per dag? 50
Hoeveel is haar voedingssupplement? 10
Hoeveel is 130 g regenboogforel? 12,22 (9,4 ; 100 x 130)
Hoeveel is 60 gram makreel? 4,95 (3,3 : 40 x 60)
Hoeveel zijn 2 gekookte eieren? 1,8
Hoeveel zijn 4 boterhammen met margarine? 1,6
Wat is het totaal aan vitamine D in microgram dat zij binnen krijgt? 30,57
Haal dit getal van de bovengrens af
Wat blijft erover en rond dit af op 2 decimalen
19,43  (50-30,57)



Slide 22 - Tekstslide

2.4 verhoudingstabel
Vul de verhouding in die je weet

Vul de eenheid in die je weet
Bereken deze terug naar 1

Nu maak je dezelfde berekening 
met de eenheid die je wil weten

Slide 23 - Tekstslide

In 1 pak zitten 10 plakken bladerdeeg.
In 1 doos zitten 10 eieren.
In 1 doosje champignons zit 400 gram.
1 zakje geraspte kaas bevat 250 gram.
Cyril heeft boodschappen gedaan om quiches te maken.
Hij had thuis nog 600 ml room en 5 paprika's.
Hoeveel quiches kan hij maken?

Bereken per ingrediënt hoeveel quiche hiervan gemaakt kan worden...... 

Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel quiche kan hij
maken met
het bladerdeeg?

In 1 pak zitten 10 plakken bladerdeeg.
A
30 : 10 = 3
B
3 : 3 = 1

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel quiche kan hij
maken met
de room?
Hij had thuis nog
600 ml room en 5 paprika's.

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quizvraag

Hoeveel quiche kan hij
maken met
de eieren?

10 eieren in een pak.

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quizvraag

Euro 95 = € 1,98

Hoeveel kost de benzine
van huis naar school en terug

Slide 28 - Open vraag

Gwen neemt de auto. Afstand school - thuis: 32 km
Verbruik: 1 : 18. Euro 95 = € 1,98
Zij gaat 4 dagen per week naar school, hoeveel KM legt zij af?

A
265
B
256
C
128
D
182

Slide 29 - Quizvraag

Gwen neemt de auto. Afstand school - thuis: 32 km
4 dagen = 256 km
Verbruik: 1 : 18. Euro 95 = € 1,98
Wat betaald zij aan benzine?
A
€30,16
B
€28,16

Slide 30 - Quizvraag

Uitleg
4 dagen = 256 km
Verbruik: 1 : 18. Euro 95 = € 1,98
Wat betaald zij aan benzine?
1 liter : 18 km x 256 km x €1,98 = €28,16
Je rekent terug naar 1 KM om vervolgens 256 KM aan liters te berekenen, daarna het aantal liters x het bedrag per liter benzine

Slide 31 - Tekstslide

2.5 % procenten %
Vermenigvuldigingsfactor=
% in een komma getal
100% = 1,0
50% = 0,5
1% = 0,01

Slide 32 - Tekstslide

Wat is de vermenigvuldigingsfactor van 23%

Slide 33 - Open vraag

Van welk bedrag is 23% het meeste?
A
50.000
B
55.000
C
70.000
D
75.000

Slide 34 - Quizvraag


Welke berekening hoort erbij?
899 x 1,21
1099 x 1
1398 x 0,9
1599 x 0,75

Slide 35 - Sleepvraag

Welke som hoort hierbij?
€656 excl. 9% btw
Wat betaal je?
A
656 x 0,09
B
656 x 1,09
C
656 x 0,21
D
656 x 1,21

Slide 36 - Quizvraag

Je krijgt 12 % korting
Hoeveel % betaal je na de korting?
A
12%
B
112%
C
88%
D
92%

Slide 37 - Quizvraag

Je koop een broek van €50 met 12% korting. Met welke factor vermenigvuldig je de €50 om het bedrag met korting te berekenen?

Slide 38 - Open vraag

Welke lengte maat staat gelijk aan Liter

Slide 39 - Open vraag

1 mm neerslag betekent:

A
1 ml op 1 m2
B
1 liter op 1 m2.

Slide 40 - Quizvraag

1 mm neerslag betekent: 1 liter op 1 m2.
Er is 40 mm neerslag gevallen. Hoeveel liter is dat?
A
4 liter
B
40 liter
C
44 liter
D
404 liter

Slide 41 - Quizvraag

Wat is de formule om de Inhoud te berekenen als het grondvlak niet vierkant is?

Slide 42 - Open vraag

Inhoud = oppervlakte grondvlak × hoogte

Slide 43 - Tekstslide

In de regenton verzamelt Nola regenwater.
De regenton is 1,2 m hoog.
Ga uit van 22,3 dm2 als oppervlakte van de bodem.
inhoud regenton = oppervlakte grondvlak x hoogte
A
26,76 liter
B
267,6 liter

Slide 44 - Quizvraag

In de regenton verzamelt Nola regenwater.
De regenton is 8 dm hoog.
Ga uit van 33,7 dm2 als oppervlakte van de bodem.
inhoud regenton = oppervlakte grondvlak x hoogte
A
269,6 liter
B
2696 liter

Slide 45 - Quizvraag

Helemaal klaar voor de toets
0100

Slide 46 - Poll