Prepositions of direction

Prepositions of direction
Zijn woorden die aangeven in welke richting iets of iemand beweegt of zich verplaatst.

Zonder deze preposition mist er belangrijke informatie uit de zin.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Prepositions of direction
Zijn woorden die aangeven in welke richting iets of iemand beweegt of zich verplaatst.

Zonder deze preposition mist er belangrijke informatie uit de zin.

Slide 1 - Tekstslide

Tim walked around the stadium.

De duck swam across the lake.

Tim walked ? the stadium.


The duck swam ? the lake.
Als de 'prespositions/voorzetsels' missen in de zin krijg je niet de juiste informatie. Zonder deze woorden weten we niet of Tim richting het stadium loopt, of van het stadium af, of er omheen? 

Slide 2 - Tekstslide

Prepositions of direction moet je uit je hoofd leren.

Kijk op bladzijde 153 naar grammar survey 21 voor de prepositions of direction die je moet kennen voor de toets.

Slide 3 - Tekstslide

Grammar 4: Prepositions of direction

Slide 4 - Tekstslide

The milk is in the glass.
The milk is poured into the glass.

Slide 5 - Tekstslide

Walking across the zebra.
Driving along the coast.

Slide 6 - Tekstslide

The airplane is moving away from us.

Slide 7 - Tekstslide

The meteor is heading towards the earth.

Slide 8 - Tekstslide

He drove the car __________the road. (er vanaf)
A
on
B
off
C
up
D
down

Slide 9 - Quizvraag

A fan tried to climb _______ that stage.
(er op)
A
on
B
off
C
up
D
down

Slide 10 - Quizvraag


A
to
B
through
C
into
D
past

Slide 11 - Quizvraag


A
over
B
across
C
up
D
down

Slide 12 - Quizvraag

You can go _____ the road here.
A
up
B
across
C
through
D
out of

Slide 13 - Quizvraag

Down
Away from
Out of
Over
Off

Slide 14 - Sleepvraag

Up
Through
Around
Across
Past

Slide 15 - Sleepvraag

Wat is de 'preposition' in deze zin?

We kept running alongside eachother.

Slide 16 - Open vraag

Wat is de 'preposition' in deze zin?

The cat jumped over a high fence.

Slide 17 - Open vraag

Welke prepositions kun je invullen in deze zin:

The boat sailed _______ the island.

Slide 18 - Woordweb

Antwoorden woordweb
The boat sailed ______ the island.

along, around, towards, to, from, past

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide