In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H1.3 Lezen
Kun jij DE BEER
vinden tussen de elanden?
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Herhalen H2
Zelfstandig oefenen
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Herhaling
www.cambiumned.nl
Slide 3 - Tekstslide
Uit welke delen bestaat een tekst?
A
mening, slot
B
verschillende alinea's
C
inleiding, kern/middenstuk, slot
D
kern/middenstuk, inleiding, slot
Slide 4 - Quizvraag
In welk deel staat de meeste tekst?
A
in het slot
B
in de eerste alinea
C
in de kern
D
in de inleiding
Slide 5 - Quizvraag
Wat zijn alinea's?
A
Kleine stukjes waarin de tekst verdeeld is
B
4 zinnen over een onderwerp
C
Regels van de tekst
D
Tussenkopjes
Slide 6 - Quizvraag
Waar vind je deelonderwerpen vooral?
A
titel
B
inleiding
C
middenstuk
D
slot
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn tussenkopjes?
A
Titels van alinea's
B
Schuddende hoofdjes
C
Het slot van een tekst
D
Soort straatstenen
Slide 8 - Quizvraag
Wat vind je niet in het slot?
A
een samenvatting
B
een blik naar de toekomst
C
een deelonderwerp
D
een conclusie
Slide 9 - Quizvraag
Om de prijs van een bioscoopkaartje te achterhalen ga je op de website van de bioscoop:
A
precies lezen
B
oriënterend lezen
C
zoekend lezen
D
globaal lezen
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een tekstverband?
A
Je verbindt twee teksten met elkaar
B
Je geeft het verband tussen inleiding en slot aan
C
Je geeft aan wat het belangrijkste in een tekst is
D
Je verbindt zinnen en alinea's met elkaar
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een opsomming?
A
Voordat ik naar school ga, eet ik een boterham.
B
En daarom ga ik naar school.
C
Ik leer Nederlands en Wiskunde en ook Engels.
D
Vroeger lette ik nooit op in de les.
Slide 12 - Quizvraag
Wat zijn signaalwoorden voor een opsomming?
A
ten eerste, ten tweede, ook, ten slotte, verder
B
maar, echter, toch, enerzijds, hoewel
C
voordat, eerst, vroeger, intussen, tijdens
D
dus, daardoor, hieruit volgt, kortom
Slide 13 - Quizvraag
Wat is GEEN signaalwoord van een tegenstellend tekstverband?
A
echter
B
toch
C
daarentegen
D
want
Slide 14 - Quizvraag
Zoek tekstverband:
Vroeger hield hij van pasta, tegenwoordig houdt hij meer van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
Slide 15 - Quizvraag
Welke van de onderstaande teksten heeft een tegenstellend tekstverband?
A
Hoewel hij arm is, leidt hij een heel gelukkig leven.
B
We hebben Dylan gekozen vanwege zijn creativiteit. Daarnaast heeft hij veel ervaring.
C
De stichting Wakker Dier komt op voor de dieren. Door middel van reclamespotjes op de televisie
vraagt die club aandacht voor het ellendige leven van kippen en varkens in de bio-industrie.
D
Als je nu eerst je huiswerk afmaakt, gaan we straks naar de film.
Slide 16 - Quizvraag
Welk tekstverband? VOLGEND JAAR ga ik naar Spanje op vakantie.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
Slide 17 - Quizvraag
Welk tekstverband? Roos en Jan willen weer naar school; Bas daarentegen heeft geen zin.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
Slide 18 - Quizvraag
Toen ik jong was, speelde ik met hoepels.
A
tijdsvolgorde
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
Slide 19 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort bij het tekstverband 'tijdsvolgorde'?
A
terwijl
B
daarnaast
C
toch
D
mits
Slide 20 - Quizvraag
Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
voorbeeldgevend
C
tegenstellend
D
redengevend
Slide 21 - Quizvraag
Het regent, maar toch schijnt de zon.
A
Opsommend tekstverband
B
Chronologisch tekstverband
C
Tegenstellend tekstverband
Slide 22 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord 'bovendien'?
A
Opsommend tekstverband
B
Chronologisch tekstverband
C
Tegenstellend tekstverband
Slide 23 - Quizvraag
Zelfstandig oefenen
Oefenen voor de toetsweek: H2.3 - 2.5 - 2.7 - 2.8 - 2.9
Test Jezelf
Oefentoets
Versterk Jezelf voor onderwerp naar keuze
Maak gebruik van je leerstofoverzicht en kruis af wat je al kent en kunt! Heel veel succes!