MA3 5.4 (Criminaliteit)

MA H.5 Rechtsstaat
5.4 Criminaliteit
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

MA H.5 Rechtsstaat
5.4 Criminaliteit

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de betekenis van
<rechtsstaat>?

Slide 2 - Open vraag

Welke van deze machten bestaat niet in Nederland?
A
De wetgevende macht
B
De rechtsprekende macht
C
De beslissende macht
D
De uitvoerende macht

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het legaliteitsbeginsel?
A
Alles wat de overheid doet moet gebaseerd zijn op een wet
B
Alleen de overheid mag wetten maken en afschaffen
C
Iedereen is gelijk voor de wet, ook de overheid
D
Iedereen in Nederland moet de wet kennen.

Slide 4 - Quizvraag

Wat weet je na deze les?
Uitleg 5.3:
Wat is criminaliteit?

Wanneer is iemand een crimineel?

Verschil tussen overtreding en misdrijf.

Tijd en plaatsgebonden

Wat zijn risicofactoren en welke zijn er?

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer is iemand een crimineel?

Slide 6 - Open vraag

Criminaliteit I
Er is in de wet een verschil tussen
- Overtredingen
                &
- Misdrijven
Overtreding = als je een minder erg strafbaar feit hebt gepleegd.
Misdrijf = als je een ernstig strafbaar feit hebt gepleegd.

Slide 7 - Tekstslide

Criminaliteit 2
Misdrijven:
- Je wordt meegenomen naar het
  bureau en ondervraagt
- Zwaardere straffen
- Ouder dan 12? -> Je krijgt een
   strafblad
Meestal (niet altijd) is een misdrijf iets dat direct schade veroorzaakt.

Slide 8 - Tekstslide

Vuurwerk brievenbus - overtreding
Zonder helm - misdrijf
Diefstal - overtreding
Zonder helm - overtreding
Diefstal - misdrijf
Vuurwerk brievenbus - misdrijf

Slide 9 - Sleepvraag

Criminaliteit 3
Wanneer ben je nou een crimineel?

- Als je misdrijven pleegt.

Slide 10 - Tekstslide


Misdrijven zijn over ter wereld hetzelfde.
A
Juist
B
Onjuist
C
Alleen in het Westen
D
Alleen in Europa

Slide 11 - Quizvraag

Tijd en plaatsgebonden
Tijdgebonden = wetten veranderen, wat vroeger verboden was mag nu wel en andersom.

Plaatsgebonden = Wat in het ene land wel mag, mag in het andere land niet. En andersom.
Voorbeelden:
- Abortus
- Homohuwelijk
- Vrouwenonderwijs

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn risicofactoren?
A
Dingen die het moeilijker maken misdrijven te plegen
B
Dingen die het moeilijker maken criminelen op te pakken
C
Dingen die de kans op crimineel gedrag verlagen
D
Dingen die de kans op crimineel gedrag vergroten

Slide 13 - Quizvraag

Risicofactoren
- Alcohol en drugs: verstoren je  inschattingsvermogen en
  sociale remmen.
- Groepsdruk: vrienden of andere groepen
   kunnen druk uitoefenen om je crimineel te
   gedragen.

- Onveilige omgeving/opvoeding:
  Je leert je niet aan regels te houden, je doet  slecht gedrag
  na.

- Spijbelen/schooluitval: Je hebt geen  structuur en komt
   sneller in contact met  criminelen.

- Biologie: Sommige mensen hebben een stoornis of aanleg
   voor woede/agressiviteit.

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
Basis: 5.3 (Boek blz. 136)
             Opdrachten: 2, 5 + 7 t/m 10  (Boek blz. 137 t/m 139)          
            
Kader & TL: 5.3 (Boek blz. 80 en 81)
                         Opdrachten: 3 t/m 5 en 7 t/m 8, 11, 12, 14 en 16 (Boek blz. 124 t/m 128)

Slide 15 - Tekstslide