In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
WWJNV 3.2
Maken vragen 3.2 in de les
Kijk naar de PO's.
Zelf aan de slag
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Wat weet je nog van
Paragraaf 3.1
Hoe betaal je ?
Slide 3 - Tekstslide
Op mijn spaarrekening staat 6 x mijn loon. Dit voor het geval ik zo maar ineens werkloos word.
A
sparen voor de rente
B
sparen voor een bepaald doel
C
sparen uit voorzorg
Slide 4 - Quizvraag
Ik zet € 5.000 op een spaardeposito.
Gedurende 5 jaar kan ik niet zonder boete, mijn geld gebruiken.
A
sparen voor de rente
B
sparen voor een bepaald doel
C
sparen uit voorzorg
Slide 5 - Quizvraag
Elke maand leg ik € 100 opzij om een nieuwe MacBook te kunnen kopen.
A
sparen voor de rente
B
sparen voor een bepaald doel
C
sparen uit voorzorg
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Gebruik de resterende tijd voor met het maken van § 3.2 de opdrachten 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13
Vragen? Zacht overleggen met buurman, vinger opsteken
Slide 8 - Tekstslide
Hoofdstuk 3
De bank en jouw geld
3.1 Hoe betaal je
3.2 Waarvoor zou je sparen?
3.3 Geld lenen kost geld!
3.4 Nog meer bankzaken
Slide 9 - Tekstslide
Leerdoelen
Na deze les weet je ...
welke redenen je kunt hebben om te lenen
hoe je de kosten van een lening berekent
welke soorten leningen er zijn
waarom een koop op afbetaling ook een lening is
Slide 10 - Tekstslide
Gebruik je de app 'Tikkie' wel eens?
Ja
Nee
Slide 11 - Poll
Lenen
Slide 12 - Tekstslide
Waarom zou je geld lenen?
Noem de leenmotieven
Slide 13 - Tekstslide
Leenmotieven
Waarom zou je lenen?
4. Huis kopen
3. Onverwacht geld nodig
2. Dure aankoop
1. Tijdelijk geldtekort
Slide 14 - Tekstslide
Leenmotieven
Slide 15 - Tekstslide
Wat wordt er bedoeld met kredietkosten?
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Krediet
Een ander woord voor een geleend bedrag is krediet of kredietsom
Alles wat je meer terug betaald dan je geleend hebt zijn de kredietkosten
Het bedrag dat je maandelijks aan rente en aflossing betaald is het maandbedrag of termijnbedrag
Slide 18 - Tekstslide
Geld lenen kost geld
Je geleende bedrag noem je ook wel je krediet.
Alles wat je meer terugbetaald dan je krediet, zijn de kredietkosten.
Aflossen =>terugbetalen lening
Kredietkosten => alles wat je méér terugbetaalt dan de lening (rente + o.a. administratiekosten)
Dit termijn spreek je af met je bank of kredietinstelling.
Slide 19 - Tekstslide
Kredietkosten berekenen
Kredietkosten = (termijnbedrag × aantal termijnen) – krediet
Je leent € 7.000 met een looptijd van 2 jaar. Wat zijn de kredietkosten?
Slide 20 - Tekstslide
Kredietkosten berekenen
twee jaar = 12 x 2 = 24 maanden
24 × € 322 = € 7.728
€ 7.728 – € 7.000 = € 728
Slide 21 - Tekstslide
Soorten Leningen
Persoonlijke lening: lening met een vast aantal termijnen en een vast rentepercentage
Doorlopend krediet: lenen tot een afgesproken bedrag, je betaald maandelijks terug , na aflossing bijlenen tot kredietlimiet
Salariskrediet: rood staan op je betaalrekening, hoe hoog is afhankelijk van je salaris.
Koop op afbetaling/huurkoop: een product kopen en in termijnen betalen bij de winkelier. Deze termijnbedragen worden verhoogd met rente
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Consumptief krediet
Als je geld leent voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen (spullen die langer meegaan dan een jaar) dan spreek je van een consumptief krediet.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Gebruik de resterende tijd voor met het maken van § 3.3 de opdrachten 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13
Vragen? Zacht overleggen met buurman, vinger opsteken
Slide 26 - Tekstslide
Leerdoelen
Wat weet je nog van
welke redenen je kunt hebben om te lenen
hoe je de kosten van een lening berekent
welke soorten leningen er zijn
waarom een koop op afbetaling ook een lening is
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Bij de Wehkamp kun je een iPhone op afbetaling kopen. De normale prijs is € 639,-. Bij koop op afbetaling betaal je 48 maanden een bedrag van €15,48. Bereken hoeveel kredietkosten (rentekosten) je betaalt.
Slide 29 - Open vraag
Vul het juiste woord in: bij een hypotheek is de rente ........ dan bij een consumptief krediet
A
hoger
B
lager
Slide 30 - Quizvraag
Bij welke vorm van consumptief krediet kun je rood staan?