Het borgen van de kwaliteit van de tentamens
De wet bepaalt in artikel 7.12b lid 1 sub a dat de examencommissie de opdracht heeft om de
kwaliteit van de tentamens en examens te borgen. Deze bepaling is in de Whw opgenomen
als gevolg van de Wet versterking besturing en is mede gebaseerd op eerdere bevindingen
van de Inspectie dat de examencommissies te weinig tijd besteden aan “kwaliteitsborging
en kwaliteitsbeleid rond examens en toetsen”.50
Toetsen moeten valide en betrouwbaar zijn, anders kan de examencommissie aan het eind
van de opleiding niet met zekerheid vaststellen of de student voldoet aan de voorwaarden
die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die
nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. Het borgen van de kwaliteit van de tentamens is
dus een kerntaak van de examencommissie. Het probleem is echter dat ‘borgen’ geen exact
maar een figuurlijk51 begrip. De Whw omschrijft niet wat ‘borgen’ in dit verband concreet
betekent, zodat niet duidelijk is wat de examencommissie precies moet doen. Evenmin is
duidelijk wat op dit punt de taak van het instellingsbestuur is. De wettekst deelt een
verantwoordelijkheid aan de examencommissie toe, maar bepaalt niet hoever die
verantwoordelijkheid reikt. Dat is onwenselijk en daarom volgt hierna een poging om
de verantwoordelijkheden van de examencommissie en het instellingsbestuur voor de
kwaliteit van de tentamens van elkaar te onderscheiden en te concretiseren.