Oefening 2
1. Neem de praatplaat erbij en wijs een specialist aan. Vraag wat ze zien.
2. Noem het woord specialist als ze dokter of arts zeggen. Maak duidelijk dat het wel een dokter is, maar een speciale dokter in het ziekenhuis.
3. Er is voor gekozen om drie makkelijk herkenbare afdelingen aan te bieden. Dit is zelf eventueel aan te passen.
4. Lees de tekst langzaam voor en laat de afbeelding van de oogarts zien.
- De zoon van Samia kan niet goed zien.
- De huisarts schrijft een briefje voor de specialist.
- De zoon van Samia gaat naar de oogarts.
- De oogarts zit in het ziekenhuis.
- De oogarts controleert de ogen.
5. Vraag: Wat is het probleem van de zoon van Samia?
6. Vraag: Naar welke specialist gaat hij?