Hoe vaak kan materiaal opnieuw gerecycled worden voor het niet meer bruikbaar is?
Slide 3 - Tekstslide
Zelf aan de slag!
Wat? Opracht 40 (blz. 256)
Tijd? Je hebt hier tot het einde van de les de tijd voor
Klaar? Ga bezig met een ander vak
* deze opdrachten zijn ook het huiswerk tot de volgende les! (08-06) :D
Slide 4 - Tekstslide
Opdracht 40 (blz. 256)
Op slippers in de stinkende drek
Slide 5 - Tekstslide
Kahoot
Over...
Leesvaardigheid :)
Slide 6 - Tekstslide
Je maakt samen opdracht 44 blz. 195
Je leert de stof beter toepassen door van elkaar te leren
Geschikt voor: iedereen die wil leren en leesvaardigheid best moeilijk vind.
Daarna opdracht 46 zelfstandig maken
KEUZE GROEN
KEUZE BLAUW
Je maakt zelfstandig de opdracht 44 op blz. 194
Geschikt voor: de leerlingen die zelfstandig kunnen werken en leesvaardigheid al goed beheersen.
Voorwaarde: je bent stil tijdens de bespreking die ik met de rest v.d. klas doe
Klaar? Maak opdracht 46 op blz. 195
Slide 7 - Tekstslide
Kernzinnen
Zoals jullie weten bestaat het middenstuk uit meerdere alinea's. Een goed opgebouwde alinea heeft altijd een kernzin.
Een kernzin is een zin waarin de belangrijkste mededeling van de alinea staat. Deze zin staat meestal vooraan in een alinea. Het is dan de eerste of de tweede zin. Soms staat de kernzin achteraan. De rest van de alinea bestaat dan uit voorbeelden of toelichting.
Slide 8 - Tekstslide
Kernzinnen
Slide 9 - Tekstslide
Even oefenen
Even oefenen:
Slide 10 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
9.20 - 9.30 - Lezen in leesboek
9.30 - 9.35 - Wat weet je nog? (de vorige les!)
9.35 - 9.45 - Huiswerk bespreken
9.45 - 9.55 - Uitleg kernzinnen
9.55 - 10.05 - Zelfstandig werken
10.05 - 10.10 - Lesafsluiting
Slide 11 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
9.20 - 9.30 - Lezen in leesboek
9.30 - 9.35 - Wat weet je nog? (de vorige les!)
9.35 - 9.45 - Huiswerk bespreken
9.45 - 9.55 - Uitleg kernzinnen
9.55 - 10.05 - Zelfstandig werken
10.05 - 10.10 - Lesafsluiting
Slide 12 - Tekstslide
Lesafsluiting
Op welke drie mogelijke plekken kan een kernzin in de alinea staan?
Welk tekstdoel hoort bij een uiteenzettende tekst?
Hoe noem je het begin van een tekst?
Voor donderdag: opdracht 44 en 45 af. (blz. 139 en blz. 141)