Theme 4 - Grammar: Future

Theme 4: Grammar
Future
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Theme 4: Grammar
Future

Slide 1 - Tekstslide

Deze LessonUp gaat over?
- Theme 4, Grammar 12
- Welke toekomst vormen zijn er in het Engels?
- Wanneer gebruik je welke vorm?
- Hoe vorm je de toekomst vormen?
- Oefenopdrachten
- Stepping Stones: opdracht J27 & J28

Slide 2 - Tekstslide

The Future
- "I am going to study tonight."  =  Ik ga vanavond studeren. 
- "He is going to visit a friend." = Hij gaat een vriend bezoeken. 
- "We are going to eat pasta tonight." = We eten pasta vanavond.
- "I will help you, I promise." = Ik zal je helpen, beloofd. 
- "He will become a doctor." = Hij zal een dokter worden. 
- "I will call a cab for you." = Ik zal een taxi voor je bellen.

Slide 3 - Tekstslide

Twee vormen
- am / is / are + going to + hele werkwoord
- will + hele werkwoord 

I am going to walk / He is going to walk / They are going to walk
I will walk / He will walk / They will walk

Ontkenning: am not going to walk / will not walk


Slide 4 - Tekstslide

Going to
1. Gebruik je om aan te geven dat je in de toekomst iets van 
    plan bent.

- "I am going to visit my my niece this week."
    Ik ga m'n nichtje bezoeken deze week.
- "Alex is going to buy new sneakers tomorrow."
    Alex gaat nieuwe sneakers kopen morgen.

Slide 5 - Tekstslide

Going to (2)
2. Gebruik je bij voorspellingen waarvoor je bewijs hebt. 

"It is not going to snow today. It is really hot outside."
"Look at those dark clouds! It is going to rain soon."
"Oh no, watch out! She is going to fall off her bike!"

Slide 6 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 7 - Tekstslide

1. Emma and Andy _____ going to get married.
A
am
B
is
C
are

Slide 8 - Quizvraag

2. I _____ going to invite Mary to come with us.
A
am
B
is
C
are

Slide 9 - Quizvraag

3. Be careful or you _____ going to fall!
A
am
B
is
C
are

Slide 10 - Quizvraag

4. My brother _____ going to buy a new car next week.
A
am
B
is
C
are

Slide 11 - Quizvraag

5. We _____ going to have dinner together tomorrow.
A
am
B
is
C
are

Slide 12 - Quizvraag

Will
1. Gebruik je als je iets aanbiedt.
    "I will do the grocery shopping for you."
    Ik zal de boodschappen voor je doen. 

2. Gebruik je bij beloftes.
    "I will help you out, I promise."
     Ik zal je helpen, ik beloof het.

Slide 13 - Tekstslide

Will (2)
3. Gebruik je bij aankondigingen
   "The match will start in five minutes."
    De wedstrijd zal beginnen over 5 minuten.

4. Gebruik je bij besluiten.
     "I will have the steak and some french fries."
       Ik neem de biefstuk en wat franse frietjes.

Slide 14 - Tekstslide

Will (3)
5. Bij voorspellingen zonder bewijs.

"I think we will win the match tomorrow."
"You will probably win a big prize someday."
"Perhaps the weather will be nicer next week."

Slide 15 - Tekstslide

Dus...
Will + hele werkwoord gebruik je?

1. Als je iets aanbiedt                        
2. Bij beloftes
3. Bij aankondigingen
4. Bij beslissingen
5. Voorspellingen met bewijs

Slide 16 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 17 - Tekstslide

6. People _____ (live) on the moon in the future.
A
will living
B
will live
C
will are live
D
will are living

Slide 18 - Quizvraag

7. I _____ (return) the book after I read it.
A
will returned
B
will return
C
will be returned
D
will returning

Slide 19 - Quizvraag

8. When Tom arrives, we _____ (have) a party.
A
will has
B
will have
C
will be has
D
will be has

Slide 20 - Quizvraag

9. I _____ (wait) right here until the rain passes.
A
will waiting
B
will be wait
C
will waited
D
will wait

Slide 21 - Quizvraag

10. Hurry up! Liam _____ (like) it when you are late!
A
will like
B
will liking
C
will not like
D
will not liking

Slide 22 - Quizvraag

Kort samengevat:
Going to     = iets van plan zijn en voorspellingen met bewijs

Will                = iets aan bieden, beloftes, aankondigingen, 
                           besluiten, en voorspellingen zonder bewijs

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Laatste keer oefenen

Slide 25 - Tekstslide

11. Marvin _____ (throw) a party next week.
A
will throw
B
is going to throw

Slide 26 - Quizvraag

12. I am so thirsty - Wait here, I _____ (get) some water.
A
will get
B
am going to get

Slide 27 - Quizvraag

13. We _____ (fly) to Berlin in June.
A
will fly
B
are going to fly

Slide 28 - Quizvraag

14. I just watched the weather forecast. It _____ (be) really hot tomorrow.
A
will be
B
is going to be

Slide 29 - Quizvraag

15. Just a moment. I _____ (help) you with your bags.
A
will help
B
am going to help

Slide 30 - Quizvraag

De rest van deze les:
- Ga bezig met de opdrachten van Theme 4 - J. Grammar
   (opdracht 28 & 29)
- Klaar? -> Ga alvast kijken naar de leerstof voor Theme 3
  (toets is volgende week donderdag, 27 januari)
       - Vocabulary
       - Stones
       - Grammar 

Slide 31 - Tekstslide