Literaire stromingen

Lezen in stilte: 
voor jezelf en voor de ander
timer
0:10
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NETLMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Lezen in stilte: 
voor jezelf en voor de ander
timer
0:10

Slide 1 - Tekstslide

De te behandelen stromingen
  1. Romantiek (1800-1860)
  2. Realisme (1840- 1880)
  3. Tachtigers (1880-1894)
  4. Naturalisme (1880-1910)
  5. Modernisme (1910-1940)
  6. Naoorlogs proza (1945-1960)
  7. Postmodernisme (1960-2000
  8. Literatuur van de 21e eeuw

Opdracht 1: Teken een tijdlijn in je schrift met deze begrippen op 2 pagina's

Slide 2 - Tekstslide

1. Romantiek (1800-1860)
  • Reactie op de verlichting 
  • verlichting maatschappelijk gericht / romantiek ik-gericht
  • Niet gelukkig met het hier en nu
  • Een vaag verlangen naar 'ik weet niet precies wat' (Sehnsucht) tot lijden aan het bestaan (Weltschmertz)
  • gevolg: neiging tot vluchten (escapisme) in natuur / liefde/ drank en drugs / historie/opstandig/ (zwarte) humor/ zelfdoding ...

Voorbeelden auteurs die jullie gelezen hebben: Nicolaas Beets (Camera Obscura), Piet Paaltjens, Multatuli (Max Havelaar - valt ook onder realisme)

Slide 3 - Tekstslide

2. Realisme (1840-1880)
  • De werkelijkheid wordt zo objectief en gedetailleerd mogelijk weergegeven
  •  Schrijvers kiezen voor eigentijdse werkelijkheid met eigentijdse personages.
  • Sociaal engagement
  • Veel aandacht voor de psychologie van de personages
  • Voorbeelden: Fabriekskinderen, Majoor Frans 

Slide 4 - Tekstslide

3. Tachtigers (1880-1894) - 
--> vanaf hier moderne letterkunde
  • Een groep jonge prozaschrijvers en dichters rond                                                                                            het tijdschrift De Nieuwe Gids in 1885 opgericht.
  • Verzet tegen bijna alle voorgangers en tijdgenoten
  • Tegen moralistische teksten
  • Voorbeelden: Kloos, Jacques Perk Gorter, Verwey.
  • Doel: scheppen van schoonheid: l'art pour l'art
  • Poëzie is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie.

--> Er waren ook de (niet) tachtigers: zij wilden juist wél een boodschap in het werk en schreven meer naturalistische romans.

Slide 5 - Tekstslide

4. Naturalisme (1880-1910)
  • Het realisme wordt gekoppeld aan het determinisme: de mens wordt bepaald door erfelijke factoren, milieu en de tijd waarin hij leeft.
  • Werkelijkheid wordt objectief beschreven en de schrijver probeert die te verklaren vanuit het determinisme (niets gebeurt zomaar)!
  • Het noodlot speelt een grote rol.
  • Voorbeeld Couperus --> Eline Vere   




Slide 6 - Tekstslide

5. Modernisme (1910-1940)
Overkoepelende term voor de doorbraak van het nieuwe, moderne in de kunst.

Onrustige tijden:
Democratisering en industrialisatie zetten door.
  • Eerste Wereldoorlog
  • Economische crises
  • Dreiging Tweede Wereldoorlog

--> Teken de 1e en de 2e wereldoorlog op je tijdlijn!

Slide 7 - Tekstslide

Modernisme kenmerken literatuur
  • een voorkeur voor drama ;
  • vermenging van stijlfiguren;
  • een vrij grote dosis humor;
  • het verdwijnen van het verhalend karakter en de traditionele verteller. In plaats daarvan komt de persona centraal te staan. 
  • het veelvuldig verwijzen naar mythen
  • als lezer leef je mee met een individueel bewustzijn van een hoofdpersoon.

Opdracht 2: Schrijf je eigen BOEM Paukeslag- gedicht met de woorden die nu in je hoofd zitten (schrijf de belangrijkste groot en de minder aanwezige klein). 

Slide 8 - Tekstslide

Modernisme: het surrealisme
Wat ligt opgeslagen in het onderbewustzijn van de mens wil de schrijver vormgeven. Niet via logica, maar via een droom, het onderbewuste, het magische.

Voorbeelden: 
  • Tip Marugg, De morgen loeit weer aan (stukje voorgelezen))
  • Hagar Peeters, Malva (Vooral het laatste hoofdstuk)
  • Margriet de Moor, De verdronkene (laatste hoofdstuk)

Slide 9 - Tekstslide

6. Naoorlogs proza(1945-1960)
De kritiek wil positieve boeken. De schrijvers schrijven boeken:
  • waarin de oudere generatie wordt geprovoceerd.
  • zonder optimistisch geluid, vaak zeer ontluisterend
  • De oorlog heeft de jeugd van illusies beroofd.
  • Afwezigheid van idealen of grote gevoelens. Geen geloof, geen liefde
  • Hoofdpersonen hebben geen enkele wetenschappelijke, politieke of artistieke belangstelling: onintellectueel.
  • Grote interesse voor het lichamelijke (sex ;))
  • De filosofische stroming: het nihilisme komt vaak terug in de literatuur.
  • Schrijvers: Hermans, Reve, Mulisch, Blaman (genoten groot aanzien bij jongeren!)

Slide 10 - Tekstslide

7. Postmodernisme (1960-2000)
Twee soorten:

1) Strijd tegen hoge pretenties van het modernisme/tegen traditionele ‘hoogstaande waarden’
- Zestigers en zeventigers (Mensje van Keulen, Heere Heeresma)
- Dichtersbeweging de Maximalen (Joost Zwagerman)
- Generatie Nix (Giphart, Rob Erkelens

2) Literair-filosofisch: De schrijver kan geen compleet wereldbeeld geven. De wereld is gefragmenteerd. Er is geen leidend principe/ideaal waarop het bestaan is gefundeerd.

Slide 11 - Tekstslide

Postmodernisme: enkele kenmerken
  • Er is geen samenhang tussen de verschillende onderdelen
  • Alteriteit: een personage is voortdurend onderhevig aan verandering. De mens en de wereld zijn onderdeel van fictieve scenario’s. Wat is waar en wat is realiteit?
  • Metaforen worden letterlijk genomen. Een mens wordt bijvoorbeeld als dier afgeschilderd. De mens en de wereld zijn slechts beelden.
  • Het verhaal is niet chronologisch
  • Er is geen causaliteit

Slide 12 - Tekstslide

7. Postmodernisme (1960-2000)
  • Geen grens tussen fictie en realiteit (bijv. Siegfried)
  • Meerdere vertellers
  • Intertekstualiteit: fragmenten uit andere teksten, toespelingen op andere teksten, personages uit andere teksten.
  • Soms is de stijl zo dat het lijkt of het verhaal wordt bedacht op het moment dat het geschreven wordt.
  • Genres lopen door elkaar. Zo kan een roman ineens een griezelroman zijn
  • Onderscheid literatuur en lectuur wordt vager.

Slide 13 - Tekstslide

8. Literatuur van de 21e eeuw
Maatschappelijk:
  • De economische voorspoed was voorbij. 
  • Internet, sociale media en smartphones zorgen ervoor dat iedereen heel makkelijk en snel over nieuws en informatie kan beschikken. 
  • Dit zorgt voor een nog sterkere globalisering. 
  • De (burger)oorlogen in Syrië, Libië, Rusland, Oekraïne, Israël/ Gazastrook/ Rode Zee
  • Een enorme vluchtelingenstroom naar Europa. 

Slide 14 - Tekstslide

Literatuur van de 21e eeuw
  • Meer directe maatschappelijke betrokkenheid   (vluchtelingen, LHBTIQ+, internet, corona, milieu/klimaat ...)
  • De autobiografie 
  • Minder interesse in lezen
  • Moeilijk om de eigen tijd te duiden

Opdracht 3: Bedenk in een groepje een definitie voor de literatuur van de 21e eeuw

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 4
Welke van deze periodes past het beste bij jou?
Tachtigers (1880-1894)
Naturalisme (1880-1910)
Modernisme (1910-1940)
Naoorlogs proza (1945-1960)
Postmodernisme (1960-2000
Literatuur van de 21e eeuw

Slide 16 - Tekstslide