Nederlands Lezen 5

Nederlands Lezen 5
Thomas, Mohammed, Stijn, Sarra
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Nederlands Lezen 5
Thomas, Mohammed, Stijn, Sarra

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn tekstdoelen
(Meerdere antwoorden)
A
Overtuigen
B
Amuseren
C
Informeren
D
Activeren

Slide 2 - Quizvraag

Welke van deze onderstaande woorden zijn signaalwoorden?
A
Daarom
B
Was
C
Toch
D
Krijgen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een leesmanier?

A
Kritisch lezen
B
Lopend lezen
C
Staand lezen
D
Nooit lezen

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn vragen voor tekstbegrip
A
Algemene vragen
B
Makkelijke vragen stellen
C
Moeilijke vragen stellen
D
Vragen over inhoud

Slide 5 - Quizvraag

Welke van deze horen bij tekstgeraamte?
A
Titel
B
Witregels
C
Middenstuk
D
Woorden

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een leesmanier?
A
Grondig lezen
B
Altijd lezen
C
Soms lezen
D
Fanatiek lezen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een feit
A
Ik vind hem niet aardig
B
Ik vind dit niet leuk
C
Dit is een iPad
D
Ik vind hamburgers vies

Slide 8 - Quizvraag

Welk hoort bij de tekstgeraamte?
A
Bron
B
Punten
C
Spaties
D
Hoofdletters

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn feiten
A
Het meisje is heeft bruin haar
B
Het meisje is gemeen
C
Het meisje is vervelend
D
Het meisje is lief

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een mening?
A
Iets wat waar is
B
Iets wat je denkt
C
Een probleem
D
Iets wat leuk is

Slide 11 - Quizvraag

Waarom geeft de schrijver een kleur aan bij een tekst? (Meerdere antwoorden)
A
Want kleuren zijn vrolijk
B
Want kleuren maken iemand nieuwsgierig
C
Het gebeurt gewoon ,niet expres
D
Om aandacht te krijgen

Slide 12 - Quizvraag

Moeilijke woord! : Wat betekent hyperlaxiteit?
A
Over strekken van gewrichten
B
Onbeweeglijke gewrichten
C
Dat je hoofd achterblijft bij het optrekken vanuit een rugligging
D
Overbeweegelijke gewrichten en/of huid

Slide 13 - Quizvraag

Welk van deze zinnen is een mening?
A
Ik vind pizza lekker
B
Het is 30 graden
C
Ik ga naar school in Zaandam
D
Dat is een man

Slide 14 - Quizvraag