Woordenschat Nieuw Nederlands paragraaf 1 t/m 3 herhaling

flexibel
cynische
branche
kampt met
vermaarde
bedrijfstak
beroemde
spottende
niet vastliggend
strijdt
1 / 25
volgende
Slide 1: Sleepvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

flexibel
cynische
branche
kampt met
vermaarde
bedrijfstak
beroemde
spottende
niet vastliggend
strijdt

Slide 1 - Sleepvraag

absurde
leken
rivalen
behagen
coörperatie
samenwerking
knotsgekke
niet deskundigen
een plezier doen
concurrenten

Slide 2 - Sleepvraag

jegens
offensief
constateert
typeert
detecteren
neemt waar
tegen
achterhalen
karakteriseert
aanval

Slide 3 - Sleepvraag

Wat betekent cynische?

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent vermaarde?

Slide 5 - Open vraag

Wat betekent rivalen?

Slide 6 - Open vraag

Wat betekent coörperatie?

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent offensief

Slide 8 - Open vraag

Wat betekent detecteren?

Slide 9 - Open vraag

biografie
chronologische
alternatief
auditieve
locaties
wat geluid en gehoor betreft
plekken
levenbeschrijving
andere mogelijkheid
overeenkomstig de opeenvolging in de tijd

Slide 10 - Sleepvraag

Wat betekent agorafobie
A
angst voor het vreemde
B
angst voor honden
C
pleinvrees
D
angst voor spinnen

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent kynofobie
A
angst voor het vreemde
B
angst voor honden
C
pleinvrees
D
angst voor spinnen

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent xenofobie
A
angst voor het vreemde
B
angst voor honden
C
pleinvrees
D
angst voor spinnen

Slide 13 - Quizvraag

bibliomanie

Slide 14 - Woordweb

monomanie

Slide 15 - Woordweb

Schrijf de betekenis van de volgende woorden op:
agressie, coördinatie, academici, ornithologen en persiflage

Maak een foto van je antwoorden

Slide 16 - Open vraag

monoloog
recessie
primair
utopie
relevant
droombeeld
van belang
alleenspraak
eerst
neergang

Slide 17 - Sleepvraag

Cum laude
A
let goed op
B
met de zijnen
C
meteen
D
met lof

Slide 18 - Quizvraag

Nota bene
A
let goed op
B
met de zijnen
C
meteen
D
met lof

Slide 19 - Quizvraag

Stante pede
A
let goed op
B
met de zijnen
C
meteen
D
met lof

Slide 20 - Quizvraag

Cum suis
A
let goed op
B
met de zijnen
C
meteen
D
met lof

Slide 21 - Quizvraag

Carpe diem
A
Ik kwam, zag en overwon
B
De naam is een voorteken
C
Pluk de dag
D
Bid en werk

Slide 22 - Quizvraag

Nomen est omen
A
Ik kwam, zag en overwon
B
De naam is een voorteken
C
Pluk de dag
D
Bid en werk

Slide 23 - Quizvraag

Ora et labora
A
Ik kwam, zag en overwon
B
De naam is een voorteken
C
Pluk de dag
D
Bid en werk

Slide 24 - Quizvraag

Veni, vidi, vici
A
Ik kwam, zag en overwon
B
De naam is een voorteken
C
Pluk de dag
D
Bid en werk

Slide 25 - Quizvraag