In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe heten de uiteinden van een magneet?
A
Plus en Min
B
Noordpool en Zuidpool
C
Rood en Wit
D
Alle 3 zijn goed
Slide 2 - Quizvraag
Welke uitspraken over een magneet zijn juist?
A
Gelijk polen trekken elkaar aan.
B
Ongelijke polen stoten elkaar af.
C
Ongelijke polen trekken elkaar aan.
D
Geen van deze is juist.
Slide 3 - Quizvraag
Wat doet een reedcontact als je er een magneet bij houdt?
A
Licht geven.
B
De magneet aantrekken.
C
Zorgen voor een gesloten stroomking.
D
Geluid geven.
Slide 4 - Quizvraag
uitleg
Een reedcontact is een magneetschakelaar. Als je er een magneet bij houdt, dan sluit de schakelaar.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is een eigenschap van een elektromagneet?
Je kunt een elektromagneet...
A
Aan- en uitzetten;
B
Noord- en zuidpool snel omwisselen;
C
sterker of minder sterk maken;
D
Alle drie deze eigenschappen
Slide 6 - Quizvraag
Er zijn 3 manieren om een elektromagneet sterker maken. Welke hoort er NIET bij?
A
Een spoel met
dikker koperdraad
B
Een spoel met
meer windingen
C
Grotere stroomsterkte door de spoel
D
Een ijzeren kern
in de spoel
Slide 7 - Quizvraag
uitleg
een sterkere elektromagneet krijg je met:
- meer windingen op de spoel;
- groter stroom door de spoel;
- een ijzeren kern in de spoel.
Slide 8 - Tekstslide
Bij inductie ontstaat stroom met een magneet een spoel en beweging. Hoe zit het met de beweging?
A
De spoel beweegt wel,
de magneet niet
B
De magneet beweegt ,
de spoel niet
C
De magneet en de spoel staan allebei stil
D
De magneet beweegt of de spoel beweegt.
Slide 9 - Quizvraag
Welke zijn spanningsbronnen met wisselspanning?
A
Windmolen
Generator
B
Zonnepaneel
Windmolen
C
Powerbank Zonnepaneel
D
Generator
Powerbank
Slide 10 - Quizvraag
uitleg
wisselspanning krijg je met magneet, spoel en beweging.
Vaak een draaiende beweging zoals bij generator = dynamo
Spanningsbronnen met wisselspanning:
stopcontact, windmolen, aggregaat, generator
Slide 11 - Tekstslide
Welke zijn spanningsbronnen met gelijkpanning?
A
Accu
Dynamo
B
Windmolen Zonnepaneel
C
Powerbank
Generator
D
Powerbank Zonnepaneel
Slide 12 - Quizvraag
De oplader van je telefoon zet 230 V om in 5 V. Hoe heet het apparaat dat de spanning verandert?
A
condensator
B
diode
C
elektromagneet
D
transformator
Slide 13 - Quizvraag
De oplader van je telefoon zet wisselspanning om in gelijkspanning. Welk onderdeel zorgt hiervoor
A
condensator
B
diodes
C
diodes EN
condensator
D
elektromagneet
Slide 14 - Quizvraag
uitleg
Bekijk je leerboek, blz 94 afbeelding 11.9
Slide 15 - Tekstslide
Wat doen de diodes in de oplader?
A
positieve spanning omzetten in negatieve
B
negatieve spanning omzetten in positieve
C
schommelingen in de spanning weghalen
D
geen van deze
Slide 16 - Quizvraag
Wat doet de condensator in de oplader?
A
positieve spanning omzetten in negatieve
B
negatieve spanning omzetten in positieve
C
schommelingen in de spanning weghalen
D
geen van deze
Slide 17 - Quizvraag
Hoe schrijf je kort dat de primaire spoel 300 windingen heeft?
A
np=300
B
ns=300
C
np=300V
D
ns=300V
Slide 18 - Quizvraag
uitleg
Leer de symbolen bij een transformator!
Zie ook je leerboek blz 96, afbeelding 11.21
Up−np−Us−ns
Slide 19 - Tekstslide
Wat betekent bij een transformator.
UP
A
Aantal windingen vaa de primaire spoel
B
Omhoog
C
Spanning
D
Spanning over de primaire spoel
Slide 20 - Quizvraag
Welke onderdelen heb je nodig om een transformator te maken?
A
alleen een spoel
B
alleen een ijzeren kern
C
een spoel en
een ijzeren kern
D
twee spoelen en een ijzeren kern
Slide 21 - Quizvraag
Bij een transformator weet je:
Wat is hier de vergrotingsfactor
Up=230V−Us=23V
A
0,1
B
10
C
23
D
230
Slide 22 - Quizvraag
uitleg
de vergrotingsfactor vind je door
- hoge spanning delen door lage spanning
OF
- grote aantal windingen delen door kleine aantal windingen
Slide 23 - Tekstslide
Bij een transformator weet je:
Wat is hier de vergrotingsfactor
np=50−ns=25000
A
0,002
B
50
C
500
D
25000
Slide 24 - Quizvraag
Een transformator heeft een ijzeren kern. Waarom is de kern van ijzer?
A
ijzer is een goede geleider van elektriciteit
B
ijzer is een goede geleider van warmte
C
ijzer kun je
magnetisch maken
D
ijzer is zwaar
Slide 25 - Quizvraag
Bij een transformator weet je:
Wat is hier de vergrotingsfactor
np=15000−Up=230V−ns=5000
A
3
B
22
C
65
D
geen van deze
Slide 26 - Quizvraag
Bij een transformator weet je:
Wat is hier de vergrotingsfactor
Up=360−ns=36000−Us=48V
A
7,5
B
100
C
750
D
geen van deze
Slide 27 - Quizvraag
Bij een transformator weet je:
Vergrotingsfactor is 3, hoe groot is ?
np=15000−Up=230V−ns=5000
US
A
3× zo klein als 230 V
B
3× zo groot als 230 V
C
Gelijk aan 230 V
D
Antwoord A en B kunnen allebei
Slide 28 - Quizvraag
uitleg
bij de spoel met de meeste windingen hoort de hoge spanning
Omdat minder windingen heeft, is de spanning secundair 3× zo klein.
ns
Slide 29 - Tekstslide
Bij een transformator weet je:
Vergrotingsfactor is 7,5 hoe groot is ?
Up=360−ns=36000−Us=48V
np
A
7,5 keer zo klein
als 36000
B
7,5 keer zo groot
als 36000
C
gelijk aan 36000
D
antwoord A en B kunnen allebei
Slide 30 - Quizvraag
Wat doet een transformator?
A
de spanning verhogen of verlagen
B
wisselspanning omzetten in gelijkspanning
C
gelijkspanning omzetten in wisselspanning
D
al deze antwoorden zijn juist
Slide 31 - Quizvraag
uitleg
de transformator verandert spanning. Om wisselspanning om te zetten in gelijkspanning gebruik je diodes en een condensator in je telefoonoplader zitten: transformator EN diodes EN condensator