Aanwijzend voornaamwoord, 'aan het' ,disk overtuigen

Wat ga ik vandaag doen?
  • Agenda en huiswerk
  • Het aanwijzend voornaamwoord
  • Herhalen 'aan het'
  • Disk overtuigen
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Wat ga ik vandaag doen?
  • Agenda en huiswerk
  • Het aanwijzend voornaamwoord
  • Herhalen 'aan het'
  • Disk overtuigen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
                 Close                    Far away
Singular This (book)         That (book)
Plural      These (books)   Those (books)

                 Close                    Far away
Singular Dit boek(het)     Dat boek (het)                   Deze stad (de)   Die stad(de)    
Plural      Deze boeken     Die boeken 

De school, deze school, die school
Het huis, dit huis, dat huis
De juf, deze juf, die juf
Het paard, dit paard, dat paard
De auto, deze auto, die auto
De kinderen, deze kinderen, die kinderen
De stoel, deze stoel, die stoel
De pennen, deze pennen, die pennen

Slide 8 - Tekstslide

..........televisie
A
Deze
B
Dit

Slide 9 - Quizvraag

..........strand
A
Die
B
Dat

Slide 10 - Quizvraag

..........huis
A
Dat
B
Die

Slide 11 - Quizvraag

..........huizen
A
Dat
B
Die

Slide 12 - Quizvraag

..........bed
A
Die
B
Dat

Slide 13 - Quizvraag

..........deur
A
Deze
B
Dit

Slide 14 - Quizvraag

..........deurtje
A
Dat
B
Die

Slide 15 - Quizvraag

.........juf
A
Die
B
Dat

Slide 16 - Quizvraag

.....juffen
A
Die
B
Dat

Slide 17 - Quizvraag

Herhaling 'aan het' en 'lopen te'

Slide 18 - Tekstslide

Ik ben aan het.......
lopen
rennen
fietsen
slapen
zingen
huilen
zwemmen
I am...........
walking
running
cycling
sleeping
singing
crying
swimming

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Wat gebeurt hier?
Gebruik 'aan het' in je zin.
(bijvoorbeeld: ze zijn aan het fietsen)

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Video

Wat gebeurt hier?
Gebruik 'aan het' in je zin.
(bijvoorbeeld: ze zijn aan het fietsen)

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Video

Wat gebeurt hier?
Gebruik 'aan het' in je zin.
(bijvoorbeeld: ze zijn aan het fietsen)

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Video

Wat gebeurt hier?
Gebruik 'aan het' in je zin.
(bijvoorbeeld: ze zijn aan het fietsen)

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Video

Hoe denk je dat dit verhaal afloopt?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Maak een zin met te+lopen
Mijn broertje schreeuwt.

Slide 34 - Open vraag

Maak een zin met te+zitten
Natasja maakt huiswerk.

Slide 35 - Open vraag

Maak een zin met te+liggen
Mijn oma slaapt op de bank.

Slide 36 - Open vraag

Disk overtuigen

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Welke tips heb jij gehoord om een goede pitch te houden?

Slide 39 - Open vraag

Morgen gaan we zelf pitchen.


  • Denk vast na waar jouw pitch over gaat........of kies iets uit deze lijst wat je aan ons wilt vertellen.......

Slide 40 - Tekstslide

Oefentijd pitchen

Slide 41 - Tekstslide

Scavenger hunt...
Los de volgende puzzel op met woorden van het thema 'overtuigen' van Disk.
timer
1:00

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Link

Hoeveel sloten heb je in 10 minuten geopend?

Slide 44 - Open vraag

Goed gewerkt.....See you later...............

Slide 45 - Tekstslide