Oefentoets 1- Capítulo 6 (libro 1B)

¡Bienvenidos a la clase de español!
Capítulo 6: Verano en Cadiz
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a la clase de español!
Capítulo 6: Verano en Cadiz

Slide 1 - Tekstslide

La clase de hoy
La meta de la clase: het doel van les
De grammatica en de woordenschat opfrissen en die kunnen toepassen in de opdrachten.

- Jullie oefenen met de presente perfecto.
- Jullie oefenen met ser / estar / hay.
- Jullie oefenen met woordenschat.


 

Slide 2 - Tekstslide

Oefening

Kies de correcte vorm van het werkwoord.
Presente perfecto


Slide 3 - Tekstslide

Het hulp ww voor deze tijd is...
A
haber
B
tener
C
comer
D
estar

Slide 4 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord vorm je door achter de stam het volgende te zetten...
A
-ado of -edo
B
-ido
C
-ado, -ido, -edo
D
-ado of -ido

Slide 5 - Quizvraag

"Hemos comido" betekent...

Slide 6 - Open vraag

"Has hablado" betekent...

Slide 7 - Open vraag

"Han vivido" betekent...

Slide 8 - Open vraag

Ik heb gegeten is...

Slide 9 - Open vraag

Jij hebt gedronken

Slide 10 - Open vraag

Jullie zijn gegaan

Slide 11 - Open vraag

Schrijf uit je hoofd zoveel mogelijk onregelmatige voltooid deelwoorden op:

Slide 12 - Open vraag

Sleep het antwoord naar de juiste plek!
3.  ................ he aprendido español en mi habitación.
1. ..............has hablado con amigos en el salón.
2. ..............ha escrito un correo electrónico.
5. .............................hemos bebido un café en el salón.
4. ................habéis comido una pizza en la cocina.
6. .........................han cantado en la ducha.
Yo
Tú y Carlos
Nosotros
Pedro
Ellos

Slide 13 - Sleepvraag

Oefening

Kies de correcte vorm van het werkwoord.
SER-ESTAR-HAY

Slide 14 - Tekstslide

Het gebruik van 'Hay"
Hay betekent er is of er zijn. Hay wordt nooit vervoegd en alleen gebruikt bij plaatsbepalingen van 
gebouwen die niet specifiek zijn. 

Slide 15 - Tekstslide

 'Hay" Niet specifiek?
Met niet specifiek wordt bedoeld dat het een supermarkt is, of veel huizen. Er wordt niet aangeven of het een bepaalde supermarkt of een bepaald huis is.

Slide 16 - Tekstslide

Kies hay, son of están:
Mis padres __________ en Rotterdam.

Slide 17 - Open vraag

Hay, Ser of estar?

Mi padre ___________ en la cocina.
A
hay
B
está
C
es

Slide 18 - Quizvraag

Kies uit hay/estar/ser

Isabella y yo ___________ en la calle.
A
hay
B
estamos
C
estáis
D
sois

Slide 19 - Quizvraag

Kies hay, ser of estar:
Brenda y yo ___________ amigas.

Slide 20 - Open vraag

¿Hay, estar o ser?

La casa ___________ muy bonita
A
hay
B
es
C
está
D
eres

Slide 21 - Quizvraag

Kies hay, ser of estar:
"_________ muchas bicicletas en Holanda".

Slide 22 - Open vraag

¿Hay, Ser o Estar?
"En el bosque no ___________ casas".
A
están
B
son
C
hay
D
estar

Slide 23 - Quizvraag


1. Mi tío ___ muy alto. 
A
es
B
está

Slide 24 - Quizvraag


2. Diana ___ en Madrid. 
A
es
B
está

Slide 25 - Quizvraag


3. Yo ___ Julio. 
A
soy
B
estoy

Slide 26 - Quizvraag


4. El español ___ muy fácil.
A
es
B
está

Slide 27 - Quizvraag


5. Tú ___ chino. 
A
eres
B
estás

Slide 28 - Quizvraag


6. Jan ___ con sus amigos. 
A
es
B
está

Slide 29 - Quizvraag


7. La silla ___ sobre la mesa.
(de stoel staat op de tafel)
A
es
B
está

Slide 30 - Quizvraag


8. La casa ___ muy bonita. 
A
es
B
está

Slide 31 - Quizvraag


9. Asmterdam ___ una ciudad. 
A
es
B
está

Slide 32 - Quizvraag


10. Ellas ___ en el colegio. 
A
son
B
están

Slide 33 - Quizvraag

11. ¿Hay o estar?
En Málaga _____ muchos coches.
A
está
B
están
C
hay

Slide 34 - Quizvraag

12. ¿Hay o estar?
Holanda ________ Europa.
A
está
B
están
C
hay

Slide 35 - Quizvraag

14. ¿Hay o estar?

Mis compañeros _____ en el hotel.
A
está
B
están
C
hay
D
estamos

Slide 36 - Quizvraag

15. ¿Hay o estar?
Holanda ________ Europa.
A
está
B
están
C
hay

Slide 37 - Quizvraag

Samenvatting
Zijn
  • ser - kenmerken, eigenschappen
  • estar - zich bevinden, tijdelijke toestand
  •  hay - er is, er zijn

Slide 38 - Tekstslide

Ik weet wanneer ik "hay, Ser en Estar" moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Oefening
Woordenschat
Hoofdstuk 6 

Slide 40 - Tekstslide

maleta
rellenar
el camino
mirar
el otoño
el verano
frío/a
olvidar
nadar
llevar
kijk
de weg
invullen
de koffer
de zomer
de herfst
vergeten
koud
meenemen
zwemmen

Slide 41 - Sleepvraag

La maleta
La linterna
Las chanclas
La toalla
El mar
Bailar
Tabla de surf

Slide 42 - Sleepvraag

VUL HET JUISTE WOORD IN OP DE PUNTJES:
1.Hoy ....................................., ¡vamos a la playa!

2.Si hace frío, llevo un ....................... ........

3.Me encanta caminar en .................................., 
¡Me gusta la naturaleza! 

4. ........................................... comer en clase.

5. ¿Carmen, has visto .........................................? 
¡Hay muchas cosas que hacer!
hace calor
impermeable
el bosque
Está prohibido
el programma de actividades

Slide 43 - Sleepvraag

¿Cómo has trabajado hoy en clase?
A
Muy bien:))
B
Bien :)
C
Regular :|
D
Mal :(

Slide 44 - Quizvraag

Evaluación
Wat was je leerdoel?
Wat was de opdracht waar jullie het meest van hebben geleerd
en waarom?

Slide 45 - Open vraag