Les 13 Rekenen met boodschappen

Rekenen met boodschappen
Aan het eind van de les kun je optellen en aftrekken gebruiken om het totaalbedrag van boodschappen te berekenen.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Rekenen met boodschappen
Aan het eind van de les kun je optellen en aftrekken gebruiken om het totaalbedrag van boodschappen te berekenen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over verschillende betaalmiddelen?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Boodschappen doen
Stel dat je boodschappen gaat doen in de supermarkt. Wat voor 10 dingen zou je dan kopen?

Maak een boodschappenlijstje.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
  • 1x Paprikachips
  • 1x zak lolly's 
  • 1x doosje druiven
  • 2x kipschnitzel 
  • ...
  • ...
  • ...
  • ...
  • ...

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boodschappenlijstje
Zoek op de website van de Albert Heijn de prijzen op van jouw producten. Let hierbij op de hoeveelheid, merk en aanbiedingen.

Schrijf de prijzen per product op.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betalen
Je hebt 35 euro meegekregen van huis om de boodschappen van je lijstje te halen. Heb je genoeg aan 35 euro?

Zo ja! Hoeveel euro hou je over?
Zo nee! Hoeveel kom je te kort?


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende uitkomsten/manieren
Wat is de uitkomst van de klasgenoot naast jou?
Hoe heeft hij of zij het uitgerekend?


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had jouw klasgenoot genoeg geld?
  • Zo ja! Hoeveel euro houdt hij/zij over?
  • Zo nee! Hoeveel euro heeft hij/zij tekort?

Rekenen dit nu samen voor beide boodschappenlijstjes uit op de manier van de ander? 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke manieren zijn er?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke combinaties kan jij allemaal maken als je 20 euro hebt?
2 bakjes voor €4
12-pack voor €7,50
1 rol voor €1,50
1 blik voor €1
1 kaas voor €6
1 taart voor €7
1 doos voor €2,50
2 flesjes voor €3

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke combinaties zijn er?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boodschappen zijn
A
Vaste last
B
Huishoudelijke uitgave
C
Reservering

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ank doet boodschappen. Bij de kassa moet ze € 92,30 afrekenen. Ze betaalt met een briefje van 100 euro, 1 munt van een euro en 3 munten van 50 cent.
Hoeveel krijgt ze terug van de caissière?
A
€ 10,10
B
€ 9,70
C
€ 10,20
D
€ 10,00

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel moet je afrekenen voor de boodschappen?
A
24,90
B
24,40
C
24
D
23,90

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pim besteed voor eten en drinken 6,30 per persoon. hij nodigt 38 mensen uit op zijn feestje.
Hij betaald zijn boodschappen met 250,00
Hoeveel krijgt hij terug?
A
10,60
B
10,40
C
11,60
D
11,40

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een man deed deze week boodschappen voor € 37,26. Dat is 8% minder dan vorige week. Hoeveel had hij vorige week aan boodschappen uitgegeven?
A
€ 35,-
B
€ 40,50
C
€ 44,40
D
€ 48,55

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je vandaag voor nieuws geleerd?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.