HAVO 1 - Unit 1 - Lesson 1.1 - To be - H1C

Levi             Cédric
Arlain             Jaivy
Elin
Frederique
Kiara
Sem
Dent
Mats
Nathaniel
Elijah
Milan
Kim
Denver
Alicia
Suus
Iris
Kirsten
Evi
Eva
Vinnie
Jayson
Plattegrond H1C
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Levi             Cédric
Arlain             Jaivy
Elin
Frederique
Kiara
Sem
Dent
Mats
Nathaniel
Elijah
Milan
Kim
Denver
Alicia
Suus
Iris
Kirsten
Evi
Eva
Vinnie
Jayson
Plattegrond H1C

Slide 1 - Tekstslide

UNIT 1 - FRIENDS
Lesson 1: reading
To be

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt je een idee vormen van korte teksten met plaatjes.
  • Je kunt informatie over mensen en plaatsen begrijpen.
  • Je kunt specifieke informatie in eenvoudige teksten begrijpen.
  • Je kunt korte teksten over bekende onderwerpen begrijpen.

Slide 3 - Tekstslide

centrum
verlegen
verschillend
eenzaam
genieten
geweldig
kletsen
zelfverzekerd
blij
ontmoeten
lonely
awesome
shy
different
confident
enjoy
chat
centre
pleased
meet

Slide 4 - Sleepvraag

slim
verlegen
favoriet(e)
verdwaald

alleen
vrij
slordig
lid
lost
free
shy
favourite
member
alone
messy
clever

Slide 5 - Sleepvraag

worried

Slide 6 - Open vraag

quiet

Slide 7 - Open vraag

difficult

Slide 8 - Open vraag

access

Slide 9 - Open vraag

be called

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Get to work 
  • Do exercises 2, 3, 4, & 5 on p. 11-14
  • For exercise 4 there are multiple correct answers
  • Finished? Continue with exercise 12 on p. 18 
timer
30:00

Slide 15 - Tekstslide

Exercise 2
Bolletje 1, 2, 4, 6 & 7

Exercise 3 
My sister... = Alfie
Hi! I'm... = Jade
Hello! I'm... = Alex
Hi...people.. = Savannah

Slide 16 - Tekstslide

Exercise 5
a. Doing homework
b. He is not shy
c. Centre of York
d. One brother, one sister
e. She is shy
f. Eleven 

Slide 17 - Tekstslide

To be 

Slide 18 - Tekstslide

To be
  • zijn (in het Nederlands)
  1. Ik ben 
  2. Jij bent 
  3. Hij / Zij / Het is 
  4. Wij / Jullie / Zij zijn

  • Dit is een onregelmatige werkwoord

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
positive
(positief)
Ik
ben
Jij
bent
zij
is
Hij 
is
Het
is
Wij
zijn
Jullie
zijn
Zij
zijn
I
am
I'm
You
are
You're
She
is
She's
He
is
He's
It
is
It's
We
are
We're
You
are
You're
They
are
They're

Slide 21 - Tekstslide

Personal pronouns:
I
You
He
She
It
We
You
They
Woorden:
slim
verdwaald
stil
verlegen
bezorgd
alleen
Opdracht: 
Gebruik een personal pronoun, de juiste vorm van 'to be' en een woord uit de rechter rij om zes verschillende, kloppende zinnen te maken in het Engels.
+ vorm van 'to be' +

Slide 22 - Tekstslide

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
question
(vragend)
Ben
ik?
Ben
jij?
Is
zij?
Is
hij?
Is
het?
Zijn
wij?
Zijn
jullie?
Zijn
zij?
Am
I
Are
you?
Is
she?
Is
he?
Is
it?
Are
we?
Are
you?
Are
they?

Slide 23 - Tekstslide

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
negative
(negatief)
I
am not
I'm not
You
are not
You're not
She
is not
She's not
He
is not
He's not
It
is not
It's not
We
are not
We're not
You
are not
You're not
They
are not
They're not
Ik
ben niet
Jij
bent niet
zij
is niet
Hij 
is niet
Het
is niet
Wij
zijn niet
Jullie
zijn niet
Zij
zijn niet

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht
Kies vier zinnen die je eerder hebt gemaakt. 
  1. Maak twee vraagzinnen
  2. Maak twee ontkennende (negatieve) zinnen
   

Slide 25 - Tekstslide

Exercise: Gebruik de juiste vorm van 'to be' om de zinnen compleet te maken en vervang de vetgedrukte woorden met de juiste 'personal pronoun'. Schrijf de hele zin op.
  1.   ______ Thomas in the kitchen?
  2. The apple ______ in the fridge.
  3.  _______ Daisy and I lucky?
  4. I _______ Polish.
  5. All the shops _____ closed.
  6. The boy _____ twelve years old. He is thirteen years old..
  7. _____ Jenny and Scott siblings?
  8. My mother______ thirsty.
  9. The woman _____ dumb. She is very intelligent.

Slide 26 - Tekstslide

Practice
  1. Is he in the kitchen?
  2. It is in the fridge.
  3. Are we lucky?
  4. I am Polish.
  5. They are closed.
  6. He is not / isn't twelve years old. He is thirteen years old.
  7. Are they siblings?
  8. She is thirsty.
  9. She is not / isn't dumb. She is very intelligent.

Slide 27 - Tekstslide

Summary
Het werkwoord 'to be' = 'zijn' in het Nederlands.  Het is een onregelmatige werkwoord.

De drie verschillende vormen in de tegenwooordige tijd van het werkwoord 'to be' zijn: 
am, is & are

positieve zin met het werkwoord 'to be': I am happy / I'm happy
Negatieve zin met het werkwoord 'to be': She is not happy / She isn't happy
Vraagzin met het werkwoord 'to be': Are you happy?

Slide 28 - Tekstslide

Homework
  • Do exercises 10 & 11 on p. 17 (grammar: to be)
  • Do exercise 12 on p. 18
  • Study vocabulary 1.1 on p. 155

Slide 29 - Tekstslide