Erfelijkheid; herhaling bs 1, 2 en 9, uitleg bs 3 en 4 (deels)

Lesdoel
Na deze les ken ik de begrippen uit bs 1, 2 en 9
Ik weet waarom bij geslachtelijke voortplanting de variatie in genotypen groot is, en bij ongeslachtelijke voortplanting klein.
Ik weet wat mutaties zijn en hoe deze kunnen ontstaan.

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare school

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Lesdoel
Na deze les ken ik de begrippen uit bs 1, 2 en 9
Ik weet waarom bij geslachtelijke voortplanting de variatie in genotypen groot is, en bij ongeslachtelijke voortplanting klein.
Ik weet wat mutaties zijn en hoe deze kunnen ontstaan.

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen hebben wij in een lichaamscel?
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 2 - Quizvraag

Het fenotype is
A
alleen erfelijk
B
erfelijk en invloeden van de omgeving
C
alleen de invloeden van de omgeving

Slide 3 - Quizvraag


Wat is juist?
A
1 celkern 2 genen
B
1 cel 2 chromosomen
C
3 DNA 4 gen
D
3 Chromosomen 4 DNA

Slide 4 - Quizvraag

Hoe heet het als je voor één eigenschap 2x hetzelfde gen hebt?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant

Slide 5 - Quizvraag

Een recessief gen komt tot uiting als er een dominant gen aanwezig is?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Als de twee allelen van een genenpaar verschillende informatie bevatten, dan noem je dit ....
A
heterozygoot
B
homozygoot
C
dominant
D
recessief

Slide 7 - Quizvraag

De eigenschap van zwart haar bij koeien is dominant over dat van rood haar.
Welke kleur heeft de vacht van een koe met genotype Aa?
A
Zwart
B
Rood

Slide 8 - Quizvraag

Bb is
A
Homozygoot recessief
B
Homozygoot Dominant
C
Heterozygoot
D
Heterozygoot Dominant

Slide 9 - Quizvraag

Op welk moment komt het genotype van een baby tot stand?
A
Op het moment van de geboorte
B
Op moment van de bevruchting van de eicel
C
Op moment van de vorming van de eicel

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Twee-eiige tweeling
Eeneiige tweeling

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

46
Fenotype
nieuw genotype
        
         aantal chromosomen
            23 chromosomen
Zaadcel

Slide 17 - Sleepvraag

Bij welk type voortplanting ontstaat altijd een nieuw genotype?
timer
0:15
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 18 - Quizvraag

In afbeelding 9 is een krokusknol met enkele scheuten getekend. De scheuten kunnen van de knol worden gehaald en verder groeien als afzonderlijke planten.
Is dit een voorbeeld van geslachtelijke voortplanting of ongeslachtelijke voortplanting?
A
geslachtelijke voortplanting
B
ongeslachtelijke voortplanting

Slide 19 - Quizvraag

Welke geslachtschromosomen komen voor in de spiercel van een man
A
XX
B
YY
C
XY

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel geslachtschromosomen komen voor in een geslachtscel van een mens?
A
1
B
2

Slide 21 - Quizvraag


Een tweeling.
Wat is waar?
A
twee-eiïge tweeling hetzelfde genotype
B
twee-eiïge tweeling verschillend genotype

Slide 22 - Quizvraag

Het komt wel eens voor dat cellen, zoals die in stadium 6 van de afb. van elkaar los raken. Hierdoor kan een tweeling ontstaan.
Is deze tweeling eeneiig of twee-eiig?
A
eeneiig
B
twee-eiig

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Welke mutaties hebben veelal grotere gevolgen?
A
Mutaties in DNA van lichaamscellen
B
Chromosoommutaties in DNA van geslachtscellen

Slide 32 - Quizvraag

Wat is waar?
A
Mutaties hebben geen invloed op het fenotype
B
Mutaties hebben pas na lange tijd invloed op het fenotype
C
Mutaties hebben direct invloed op het fenotype
D
Mutaties hebben meestal helemaal geen invloed op het fenotype

Slide 33 - Quizvraag

Door mutaties ontstaat variaties in genotype
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Bepaalde stoffen in sigarettenrook verhogen de frequentie waarmee mutaties plaatsvinden.
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Mutaties kunnen vaker optreden als men blootstaat aan röntgenstralen.
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Door langdurig zonnebaden wordt de kans op mutaties vergroot.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag