Unidad 7 parte 1

Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansBeroepsopleiding

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 1 - Tekstslide

48

Slide 2 - Tekstslide

Om de betreffende persoon nadruk te geven of om misverstanden te voorkomen gebruik je naast me,te, le...ook nog a + het beklemtoond persoonlijk voornaamwoord.

- A él le encanta el golf y a ella la playa

Slide 3 - Tekstslide

Me gusta la playa
Ik vind het strand leuk/het strand bevalt me
La playa is het onderwerp en bepaalt in welke vorm het ww staat


Me gustan las fresas
Ik vind aardbeien lekker/Aardbeien bevallen me
Las fresas is het onderwerp dus staat het ww ook in het meervoudsvorm gustan.
De persoon die het leuk vindt staat vóór gustar (meewerkend voorwerp. ME
Me gusta la playa

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

interesar + molestar + encantar
lekker/leuk /mooi vinden
bevallen

Slide 6 - Tekstslide

molesta
molestan
werkwoord
onderwerp
meewerkend voorwerp

Slide 7 - Tekstslide

TB nr. 4b p. 65 Información cliente
El cliente busca un hotel para sus padres. 
A ellos ... interesa un hotel cerca del mar porque a los dos ... gusta la playa. Buscan una pensión económica y no ... molesta el ruido. A él ... gusta el deporte, especialmente el golf. A ella ... interesa la naturaleza.
1
a ellos les 
2
a los dos les
3
les 
4
a él le
5
a ella le

Slide 8 - Tekstslide

Ik houd van muziek.
A mí me gusta la música.
Hij is dol op muziek.
A él le encanta la música.
Pedro is geinteresseerd in muziek.
A Pedro le interesa la música.
Wij hebben last van de muziek.
A nosotros nos molesta la música.
Pedro en ik hebben last van de muziek.
A Pedro y mí nos molesta la música.
Pedro en Carmen houden van muziek.
A Pedro y Carmen les gusta la música.

Slide 9 - Tekstslide

Maak de juiste keuze:

A mí me...………... la playa.


A
gustan
B
gusta
C
gusto
D
gustas

Slide 10 - Quizvraag

Maak de juiste keuze:

A nosotros nos……………...los animales


A
gustamos
B
gusta
C
gustáis
D
gustan

Slide 11 - Quizvraag

Maak de juiste keuze:

A ellos.........................encanta la música


A
me
B
le
C
les
D
nos

Slide 12 - Quizvraag

A mis amigos.............molesta el ruido
A
le
B
les
C
os
D
nos

Slide 13 - Quizvraag

A mí también = ik ook
A mí tampoco = ik ook niet
A mí no = ik niet
A mí sí = ik wel
p.66, oef.5a. ¿Qué es importante para ti en las vacaciones?
WB. p. 71 oef. 13

Slide 14 - Tekstslide

reageren

-  A mí me gusta ir de vacaciones...............

 A mí también/ a mí no

- A mí no me gustan las vacaciones........

A mí tampoco/ a mí sí

- Yo voy de vacaciones..............................

Yo también/ yo no



Reageren : 

- A mí me gusta ir de vacaciones.....

        a mí también / a mí no

- A mí no me gustan las vacaciones

        a mí tampoco/ a mí sí

                                             MAAR

- Yo voy de vacaciones.......

          yo también/ yo no

- Yo no tengo vacaciones

          yo tampoco/ yo

también = ook
tampoco = ook niet

Slide 15 - Tekstslide

¿Qué te gusta/interesa/molesta/encanta?
Schrijf 4 zinnen met elk werkwoord
¿Qué te gusta/interesa/molesta/encanta?
  • Schrijf 2 zinnen met ieder werkwoord
  • Geef je zinnen aan een medestudent
  • Reageer : eens of oneens

Slide 16 - Tekstslide

TB nr.8b p.66 
¿Cómo buscas estos verbos en el diccionario? 
bebo  -                             son - 
digo -                                tengo -
pongo -                            traigo - 
prefiero -                         vengo -
quieres -                          vamos -
salgo -                              puedes - 

Slide 17 - Tekstslide

TB nr.8 p.66
Werkwoorden met een onregelmatige ik-vorm
 
hacer = doen, maken                                      ik-vorm = hago
poner = (neer)zetten, (neer)leggen         ik-vorm = pongo
venir = komen                                                    ik-vorm = vengo
decir = zeggen                                                   ik-vorm = digo
salir = uitgaan, vertrekken                            ik-vorm = salgo
traer = brengen                                                  ik-vorm = traigo
(WB.oef.16 p.72)

Slide 18 - Tekstslide

Oef.8c El rap del viajero:
Invullen en daarna luisteren
49
49
hago la maleta
pongo las cosas
salgo mañana
digo adiós
traigo muchos regalos
vengo pronto

Slide 19 - Tekstslide

TB.p.66 oef.8a
Werkwoorden met "g"

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
TB. p.66 
  • oef.7 : Maak de vragen af (bijv. 1.¿Dónde puedo alquilar.....un coche/ una bicicleta?) 
  • oef.8a/b/c: werkwoord : infinitief, de vervoeging en de betekenis (Zie slides 27 t/m 30)
  • Mak de oefening van slide 9 en controleer het antwoord.

WB: p.67 t/m71
  •  oef.1, 2, 3a/b, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14 (géén oef.11)
  • Blijf woordjes leren

Slide 21 - Tekstslide

Shakira: Famosa cantante colombiana.
I'm addicted to you.

Slide 22 - Tekstslide