Week 29, 2M Kapitel 4 Grammatik

Planung


  • Wiederholung
  • E: Grammatik
  • Theorie anwenden
  • Wortschatz
Donnerstag 14. März 2024
Herzlich Willkommen!
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Planung


  • Wiederholung
  • E: Grammatik
  • Theorie anwenden
  • Wortschatz
Donnerstag 14. März 2024
Herzlich Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lernen:

Lernliste N-D, Seite 132
Machen:
Aufgabe 14 bis zum 17, Ab Seite 110
Slim Stampen A, B, C oder D (80%)






Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Aufgabe 15

1 Gestresste Hunde können beißen
2 Viele Leute streicheln fremde Hunde. 
3 Streichele den Hund seitlich am Körper
4 Streichele den Hund über seinem Rücken
5 Der Hund wird sich in seinem Tempo nähern
6 Anstarren kann er als Bedrohung empfinden.




  • bijten
  • mensen
  • lichaam

  • rug

  • dichterbij komen

  • ervaren


  • Aufgabe 16: Antwort C

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Kapitel 4, Tiere
Lernziel heute:

  • Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.
  • Je kunt de woorden van de Lernliste actief gebruiken


We starten met een korte herhaling van de persoonlijk voornaamwoorden, daarna volgt een stappenplan voor het gebruiken van werkwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Wie war es auch wieder?
Personal Pronomen (persoonlijk voornaamwoorden)

haben und sein

Slide 8 - Tekstslide

Personalpronomen
Persoonlijke voornaamwoorden
ich
ik
du
jij
er / sie / es
hij / zij / het
wir
wij
ihr
jullie
sie / Sie
zij / u 

Slide 9 - Tekstslide

ich
du
sie
er
es
wir
ihr
sie
Sie
IK
U
ZIJ MV.
JULLIE
WIJ
HET
ZIJ EV.
HIJ
JIJ

Slide 10 - Sleepvraag

STAP 1





STAM

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is dan de stam van de volgende werkwoorden?

wohnen                  sehen
sprechen                  schreiben
streicheln                     futtern
kommen                     heißen

Slide 13 - Tekstslide

STAP 2




Persoonlijk voornaamwoord

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
wohnen           

Ich _____________ in den Niederlanden.   
Wo ________________ du?                                
Ihr ____________________ in Deutschland.
                     

Slide 16 - Tekstslide

STAP 3




Uitgang

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

SAMENVATTING

1. Stam (-en /-n)
2. persoonlijk voornaamwoord (idewis)
3. Uitgangen ((fe) esttenten)
                           

Slide 21 - Tekstslide

0

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Hoe maak je de stam van een werkwoord (in het Duits)?
A
het hele werkwoord + t
B
de hij vorm
C
het hele werkwoord
D
het hele werkwoord -en of -n

Slide 25 - Quizvraag

Welk ezelsbruggetje kan je gebruiken bij de uitgangen van het werkwoord
A
Partytent
B
feesttenten
C
circustent
D
feestenten

Slide 26 - Quizvraag

Hausaufgaben
Machen:
Aufgabe 19 bis zum 24, Ab Seite 114 (Ich kontrolliere es)

Lernen:
Lernliste N-D und
Grammatik A

Slide 27 - Tekstslide

du (finden)
A
findet
B
finde
C
findst
D
findest

Slide 28 - Quizvraag

ich (spielen)
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
gespielt

Slide 29 - Quizvraag

er (kommen)
A
komt
B
kommt
C
kommst
D
kommen

Slide 30 - Quizvraag


ich (hören)
A
hört
B
höre
C
hörst
D
hören

Slide 31 - Quizvraag


ihr (kaufen)
A
kaufst
B
kaufen
C
kaufet
D
kauft

Slide 32 - Quizvraag


du (besuchen)
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Aufgabe 18: Die Regel entdecken

Slide 35 - Tekstslide

Selbständig arbeiten
Machen:
Aufgabe 18 und 19
Ab Seite 114


Fertig? Dan ga je slim stampen of werken aan je dierentuin.


timer
15:00

Slide 36 - Tekstslide

Ga naar: play.blooket.com

Slide 37 - Tekstslide