Getallen en vraagwoorden

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

vraagwoorden
Je kunt een vraag stellen met een vraagwoord.
où                                  waar 
pourquoi                     waarom
quand                           wanneer
qui                                  wie
Comment                    hoe
Qu'est-ce que            wat
Combien                       hoeveel
Quel                                welke






Slide 2 - Tekstslide

Mettez dans le bon ordre (Chiffres 0-10)
Trois
sept
zéro
cinq
neuf
quatre

Slide 3 - Sleepvraag

Combinez les chiffres
timer
2:00
dix-sept
vingt
quatorze
seize
onze
dix-neuf
quinze
dix-huit
douze
treize
11
12
13
15
14
16
17
18
19
20

Slide 4 - Sleepvraag

Een vraag stellen en français
  1. Zet een vraagteken achter de zin:
    Ton chien s'appelle Chico.  > Ton chien s'appelle Chico?

  2. Gebruik een vraagwoord

Slide 5 - Tekstslide

Vraagwoorden gebruiken
Voorbeelden:
Tu habites ?
Comment tu t'appelles?
Qui est ta soeur?
Qu'est-ce que vous avez mangé?
Ton anniversaire est quand?

Slide 6 - Tekstslide

Vertaal: Waar is de Eiffeltoren?
A
Qui est le Tour Eifel?
B
Quand est le Tour Eifel?
C
Où est le Tour Eifel?

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal: wanneer
A
quand
B
qu'est-ce que
C
qui
D

Slide 8 - Quizvraag

Welke ontbreekt?
________ est ton anniversaire?
A
Quand
B
Pourquoi
C
Qui
D
Combien

Slide 9 - Quizvraag

Welke ontbreekt?
Tu as __________ de matières?
A
Quand
B
Pourquoi
C
Qui
D
Combien

Slide 10 - Quizvraag

Welke ontbreekt?
Le métro arrive ______ ?
A
qui
B
combien
C
quand
D
qu'est-ce que

Slide 11 - Quizvraag

Combien / Qui est la fille blonde là-bas?
A
Combien
B
Qui

Slide 12 - Quizvraag

Tu vas à Paris comment / où?
A
comment
B

Slide 13 - Quizvraag

Pourquoi / Qu'est-ce que vous allez en vélo au collège?
A
pourquoi
B
qu'est-ce que

Slide 14 - Quizvraag

Maak de juiste combinaties van de vraagwoorden.
wie
wat
waar
wanneer
hoe
hoe veel
combien
qui
qu'est-ce que
quand
comment

Slide 15 - Sleepvraag

Welk vraagwoord ontbreekt in de zin:
C'est ........... ton anniversaire ?

< Mon anniversaire c'est le six avril>

Slide 16 - Open vraag


Vul het juiste vraagwoord in.

C'est _______? C'est ma copine.

Slide 17 - Open vraag

Welk vraagwoord ontbreekt in de zin:
........... tu regardes à la télévision ?

< Je regarde un film intéressant . >

Slide 18 - Open vraag

Welk vraagwoord ontbreekt in de zin:
Tu vas en vacances ....... ?

< Je vais à Paris >

Slide 19 - Open vraag



Vul het juiste vraagwoord in.

Tu es _______? Je suis chez Louise.

Slide 20 - Open vraag



Vul het juiste vraagwoord in.

Pourquoi
tu es chez Louise? _________ c'est son anniversaire.

Slide 21 - Open vraag

Aan de slag!
Herhalen alles!
(U1 Apprendre 3, 5
U2 Apprendre 3,5,10
U3 Apprendre 3,5,10)

Slide 22 - Tekstslide