Van de bergen naar de zee.
1 / 33
Lesduur is: 4 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Rijn
Slide 4 - Woordweb
De Alpen zijn een plooiingsgebergte. Het ontstaan van een plooiingsgebergte gebeurd door een ...
A
endogene kracht
B
exogene kracht
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een plooiingsgebergte
A
Gebergte bestaande uit zand
B
Gebergte dat is ontstaan door buiging van de aardkorst
C
Twee bergen die op elkaar botsen
D
Gebergte dat bestaat uit vulkanen
Slide 6 - Quizvraag
Wat voor dal zie je op de afbeelding?
A
U-dal
B
V-dal
Slide 7 - Quizvraag
Dit dal is gevormd door een...
A
Gletsjer
B
Rivier
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het stroomgebied?
A
Het gebied waar een rivier zijn water uit verzameld
B
Het gebied waar de rivier door stroomt
C
Een gedeelte van de rivier waar de
stroming het sterkst is
Slide 9 - Quizvraag
Waar ligt hier de waterscheiding?
A
B
C
D
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 10 - Quizvraag
Bij verdamping verandert water in ?
A
IJs
B
Gas
C
Sneeuw
D
Regen
Slide 11 - Quizvraag
Verdamping:
welk van de volgende oorzaken zorgt voor een hoge verdamping?
welk van de volgende oorzaken zorgt voor een hoge verdamping?
A
Hoge nuttige neerslag
B
Weinig regen
C
Hoge temperaturen
D
Veel infiltratie
Slide 12 - Quizvraag
Wat is condensatie?
A
water wordt waterdamp
B
waterdamp verandert in kleine druppels
C
neerslag uit wolken
D
oplossende wolk
Slide 13 - Quizvraag
In de lange kringloop van het water in de afbeelding zijn vier van de vijf
processen weergegeven die samen de kringloop van het water vormen.
Welk proces ontbreekt in de afbeelding?
A
afstroming
B
condensatie
C
infiltratie
D
verdamping
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de bovenloop van een rivier?
A
Het hoogste deel van een waterval
B
Het deel het dichtst bij de oeverwallen
C
Het hoogste deel van de rivier
D
Het laagste deel van de rivier
Slide 15 - Quizvraag
Waar zit de monding van de rivier?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
Slide 16 - Quizvraag
In de benedenloop stromen rivieren ...
A
Snel, omdat het gebied uit gesteente bestaat.
B
Snel, omdat er veel reliëf is
C
Langzaam, omdat er weinig reliëf is.
D
Langzaam, omdat het gebied uit zand en klei bestaat.
Slide 17 - Quizvraag
Een rivier stroomt in de bovenloop...
A
Langzaam
B
Snel
Slide 18 - Quizvraag
In de bovenloop is er veel erosie
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 19 - Quizvraag
In de benedenloop is veel sedimentatie.
A
goed
B
fout
Slide 20 - Quizvraag
De eerste bewoners van het rivierenlandschap woonden op de oeverwallen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quizvraag
Welke letter geeft de komgrond aan?
A
Letter A
B
Letter B
Slide 22 - Quizvraag
De komgronden bestaan uit:
A
zand
B
klei
Slide 23 - Quizvraag
Welk onderdeel mag in een rivierenlandschap (in de winter of in nood) overstromen?
A
rivierbedding
B
uiterwaard
C
winterdijk
D
zomerdijk
Slide 24 - Quizvraag
Welk onderdeel van Ruimte voor de rivier zie je hier?
A
Kribverlaging
B
Uiterwaardverdieping
C
Nevengeul
Slide 25 - Quizvraag
Welk onderdeel van Ruimte voor de rivier zie je hier?
A
Kribverlaging
B
Obstakelverwijdering
C
Brugverwijdering
D
Dijkverlegging
Slide 26 - Quizvraag
Wat is geen maatregel in
het kader van Ruimte voor
de Rivier?
het kader van Ruimte voor
de Rivier?
A
kribverlaging
B
aanleg nevengeul
C
kanaliseren
D
dijkverlegging
Slide 27 - Quizvraag
Welke maatregel van het project ruimte voor rivieren is zichtbaar op de afbeelding
A
Zomerbedverlaging
B
Dijk verlegging
C
Noodoverloopgebied
D
Nevengeul
Slide 28 - Quizvraag
De Deltawerken waren een ................van de watersnoodramp
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 29 - Quizvraag
Waar in Nederland zijn de Deltawerken gebouwd?
A
zuidwest-Nederland
B
noordwest-Nederland
C
oost-Nederland
D
zuidoost-Nederland
Slide 30 - Quizvraag
Wat is geen deltawerk?
A
Maeslantkering
B
Oosterscheldekering
C
Afsluitdijk
Slide 31 - Quizvraag
Het meest beroemde deltawerk.
A
Philipsdam en Krammersluizen
B
Hartelkering
C
Oosterscheldekering
D
Hollandse IJselkering
