Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
Slide 16 - Tekstslide
Even herhalen:
Sterke en zwakke werkwoorden
T-kofschip X
Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Slide 17 - Tekstslide
Huiswerk bespreken
H4.8 opdrachten maken - 1 t/m 7
Zijn er vragen?
Slide 18 - Tekstslide
Schrijf op:
Alle fans (wachten) in de hal van het vliegveld.
Slide 19 - Tekstslide
Schrijf op:
De fans (vermoeden) dat het vliegtuig vertraging had.
Slide 20 - Tekstslide
Schrijf op:
De eerste tien jaar van hun leven (kleden)
de meisjes zich precies hetzelfde.
Slide 21 - Tekstslide
Schrijf op:
Mijn zusje (berusten)
er gisteravond in dat ze niet mee naar het feest kon.
Slide 22 - Tekstslide
Leg uit:
Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
Slide 23 - Tekstslide
Voorbeeld
vallen -
De stoel is gevallen. (volt deelwoord)
De gevallen stoel. (bijv. naamwoord)
Slide 24 - Tekstslide
Regel:
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden op -en verandert als bijvoeglijk naamwoord niet.
Verzin zelf een voorbeeld.
Slide 25 - Tekstslide
Voorbeeld
verbreden -
De weg is verbreed. (volt deelwoord)
De verbrede weg. (bijv. naamwoord)
Slide 26 - Tekstslide
Regel:
Alle andere voltooide deelwoorden schrijf je als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk. Maar: denk aan de gewone spellingregels, zoals de dubbele medeklinker!
Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
Slide 30 - Tekstslide
dictee
Pak je schrift en een pen
Welke spellingsmoeilijkheid zie je?
Slide 31 - Tekstslide
Samen en schatten!
Vergelijk je dictee met je buur.
Verschil? Leg ZACHTJES uit aan elkaar. Eventueel verbeteren!
Schatten: hoeveel woorden hebben jullie goed?
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
dictee nakijken
Hoe kijk je na?
Werk geconcentreerd en in stilte.
Vergelijk je eigen antwoord met het bord.
Zet een krul of kruisje met een andere kleur.
Verbeteren! Schrijf het woord goed op.
Snap je het niet? Vragen!
Dictee inleveren.
Slide 34 - Tekstslide
dictee
de begeleiding
het porselein
belangrijkste
de scheiding
de identiteitskaart
de seizoenen
de marsepein
de vergelijking
ongetwijfeld
verscheidene
Slide 35 - Tekstslide
Leg uit:
Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
Slide 36 - Tekstslide
Regel:
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden op -en verandert als bijvoeglijk naamwoord niet.
Verzin zelf een voorbeeld.
Slide 37 - Tekstslide
Sterke werkwoorden - BVNW
De jongen is gevallen. De gevallen jongen.
De bejaarde is geschrokken. De geschrokken bejaarde.
........ - Het gezonken schip.
Slide 38 - Tekstslide
Regel:
Alle andere voltooide deelwoorden schrijf je als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk. Maar: denk aan de gewone spellingregels, zoals de dubbele medeklinker!
het gewitte plafond
Verzin zelf een voorbeeld.
Slide 39 - Tekstslide
BVNW - zo kort mogelijk!
De uitvergrote foto
De goed opgevoede jongen
Zijn ontblote tanden
De verlichte kamer
Slide 40 - Tekstslide
Wie snapt dit verschil?
De uitvergrote foto – De fotograaf vergrootte de foto uit.
De goed opgevoede jongen– Zijn vader voedde hem goed op.
Zijn ontblote tanden – De hond ontblootte zijn tanden.
De verlichte kamer– De bliksemflits verlichtte de hele kamer.