wiskunde 4TL H7 voorkennis exponentiële formules

Exponentiële formules
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Exponentiële formules

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les weet ik (weer):
  • Hoe je machten berekent
  • Hoe de wetenschappelijke notatie werkt
  • Hoe je rekent met procenten
  • Hoe je rekent met factoren
  • Hoe je rekent met rente op rente

Slide 2 - Tekstslide

Machten

Slide 3 - Tekstslide


74 =
A
28
B
2401
C
343
D
74

Slide 4 - Quizvraag


(-3)6 =
A
18
B
-18
C
729
D
-729

Slide 5 - Quizvraag


-36 =
A
18
B
-18
C
729
D
-729

Slide 6 - Quizvraag

Let goed op het gebruik van de haakjes!

-22    = -4 
(-2)2 = 4

Slide 7 - Tekstslide

Wetenschappelijke notatie

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de wetenschappelijke notatie van
62 000 000
A
62 x 10^6
B
62 x 10^5
C
6,2 x 10^6
D
6,2 x 10^7

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de wetenschappelijke notatie van
0,000 12
A
1,2 x 10^-4
B
1,2 x 10^4
C
1,2 x 10^-5
D
1,2 x 10^5

Slide 10 - Quizvraag

Wetenschappelijke notatie is een heel groot of heel klein getal opgeschreven als macht van tien.
Hierbij ligt het eerste getal altijd tussen 1 en 10.

Dus 4 532 000 wordt 4,532 x 106
want 106 = 1 000 000 (een 1 met zes nullen)

of 0,005 87 wordt 5,87 x 10-3
want 10-3 = 0,1 x 0,1 x 0,1 = 0,000 1 (drie nullen voor de één)



Slide 11 - Tekstslide

% ... procenten, percentage, factor

kan je er handig mee rekenen?

Slide 12 - Tekstslide

175 van de 180 leerlingen komen met de fiets naar school. Hoeveel % is dat?
Rond af op één decimaal.

Slide 13 - Open vraag

Welke vermenigvuldigingsfactor hoort bij 50%?
A
50
B
5
C
0,5
D
1,5

Slide 14 - Quizvraag

2% van de 180 leerlingen komt met de bus. Hoeveel leerlingen zijn dat?

Slide 15 - Open vraag

Welke factor hoort bij het berekenen van een toename met 20%

Slide 16 - Open vraag

Welke factor hoort bij een afname van 15%?

Slide 17 - Open vraag

De huur van een kluisje was altijd 6 euro, maar zal nu 75 cent duurder worden. Wat is de prijsverhoging in procenten?

Slide 18 - Open vraag

Een fiets kost met BTW 695 euro.
Hoe duur is de fiets zonder 21% BTW?

Slide 19 - Open vraag

Een kappersknipbeurt kost 14 euro zonder BTW. Hoeveel kost de knipbeurt met 6% BTW?

Slide 20 - Open vraag

De Factor

Als een aantal met 25% stijgt, dan ga je van 100% naar 125%. Het percentage is 125 : 100 = 1,25 keer zo groot geworden.

Het getal 1,25 is de factor waar je mee vermenigvuldigt als je van 100% naar 125% gaat. 

Slide 21 - Tekstslide

De Factor

Als een aantal met 15% afneemt, dan ga je van 100% naar 85%. Het percentage is 85 : 100 = 0,85 keer zo klein geworden.

Het getal 0,85 is de factor waar je mee vermenigvuldigt als je van 100% naar 85% gaat. 

Slide 22 - Tekstslide

Rente op rente

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide


Hoe ging deze les?
A
Ik vond dit best lastig
B
Wisselend per onderdeel
C
Makkie

Slide 25 - Quizvraag

Vond je dit lastig?
Oefen dan nog eens extra met de voorkennis van H7 op blz. 56-57 van je boek.

Ging het wisselend?
Bekijk welke opdrachten behoren bij het onderdeel dat minder ging en oefen die nog een keer extra.

Makkie? 
Tot Vrijdag!!

Slide 26 - Tekstslide