2.1 Positieve en negatieve getallen KT

Welkom
Paragraaf 2.1 Positieve en negatieve getallen

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Paragraaf 2.1 Positieve en negatieve getallen

Slide 1 - Tekstslide

Positief en negatief
De getallen op de getallenlijn staan voor weken.
week 0 is 18 november
week -1 is 11 november
week -2 is 4 november
week -3 is 28 oktober
  1. Welke week hoort bij 14 oktober?
  2. Wanneer is 14 oktober?
  3. Waar zou deze getallenlijn voor zijn?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen...?
  • Instructie:
       -  Positieve en negatieve getallen
       -  Begrip: tegengesteld getal

  • Werken aan het huiswerk: zonder rekenmachine!





Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet wat positieve, negatieve en tegengestelde getallen zijn.
  • Je kunt tekens voor groter dan en kleiner dan invullen.

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg theorie

Slide 6 - Tekstslide

Positief en negatief
  • Een getal boven nul is een positief getal.
  • Een getal onder nul is een negatief getal.
  • Voor een negatief getal staat altijd een min.

  • Het getal 0 is geen positief en ook geen negatief getal.

  • De thermometer hiernaast is een verticale getallenlijn.
 





Slide 7 - Tekstslide

tegengestelde getallen
  •  -3 en 3 zijn tegengestelde getallen.
  • Ze liggen even ver van de 0 af. 

  • Wat is het tegengestelde getal van -35?
  • Wat is het tegengestelde getal van -610?
 





Slide 8 - Tekstslide

Groter, kleiner of 
Gelijk.

Slide 9 - Tekstslide

"groter dan" en "kleiner dan"
Welk getal is kleiner -2 of 4 ?

Slide 10 - Tekstslide

"groter dan" en "kleiner dan"
Welk getal is groter -3,9 of 0,5 ?

Slide 11 - Tekstslide

Je kan het!
Even oefenen

Slide 12 - Tekstslide

Welke getallen zijn positief?
A
4 en 0
B
-3 en -4
C
4 en -9
D
2 en 34

Slide 13 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een negatief getal

Slide 14 - Woordweb

Wat is het tegengestelde getal van 10?
A
100
B
11
C
-11
D
-10

Slide 15 - Quizvraag

Welk teken moet hiertussen?

-1 ..... 5
A
<
B
>
C
=

Slide 16 - Quizvraag

Samen aan de slag
Wat
Maken paragraaf 2.1
Begrippen
Positieve en negatieve getallen. Groter dan en kleiner dan.
Hoe
Eerst in stilte. Na de timer overleggen.
Tijd
Tot het einde van de les. Niet af? -> Huiswerk.
Hulp
Na de timer, schoudermaatje of je vinger opsteken.
Klaar
Leerdoelencheck en voorkennis maken.
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide