Het Oeigoerse volk is een volk wat leeft in het noordwesten van China. Ze zijn een Turkssprekende moslimminderheid. De Oeigoeren worden door China onderdrukt en ze worden door de Chinese overheid opgesloten in zogeheten ‘heropvoedingskampen’.
De Oeigoeren hebben een ander uiterlijk en een andere cultuur en taal dan de Han-Chinezen. Dat kun je hier zien op deze afbeelding. Dit is een meneer die het traditionele hoofdeksel van de Oeigoeren maakt; namelijk de doppa.
Als je kijkt naar de geschiedenis van de Oeigoeren, kennen ze meerdere overheersers. De belangrijkste hiervan was het Mongoolse keizerrijk. De Oeigoeren leefden toen ook al in het gebied waar ze nu wonen, namelijk in de Tarimbekken. Rond het begin van de 13e eeuw werd dit gebied veroverd door Dzjengis Khan, de stichter van het Mongoolse rijk. Voorafgaand aan deze overheersing was het Oeigoerse volk een volk met veel diverse religies, maar door de overheersing van de Mongolen gingen de Oeigoeren deel uit maken van de islamitische wereld.
De Chinezen beschouwden het woongebied van de Oeigoeren als de poort tot het westen. In 1760 werd het gebied veroverd door de Chinese Qing-dynastie. Het gebied werd toen Xinjiang genoemd, wat nieuwe grens betekent. De Oeigoeren hebben hun eigen identiteit echter nooit opgegeven en accepteren het Chinese bestuur niet. Ze kozen vanwege het streven naar zelfstandigheid een lichtblauwe vlag met een halve maan; gebaseerd op de vlag van Turkije.
In het begin van de twintigste eeuw werd China geteisterd door staatsgrepen en een burgeroorlog. De Oeigoeren grepen hierdoor hun kans om zichzelf uit te roepen tot de Islamitische Republiek Oost-Turkestan. Dit was geen succes, want een jaar later werd deze al weer opgeheven. In 1944 volgde er nog een poging met steun van de Sovjet-Unie. Echter, toen er in 1949 geen strategisch belang meer was voor de sovjets, en de toenmalige leider Stalin zich uitsprak voor een aansluiting van Xinjiang bij China, stonden de Oeigoeren weer onder het gezag van China.
In de grondwet van China wordt geschreven dat de republiek de Oeigoeren autonomie garandeert. De regio zou dus zelf beslissingen mogen nemen. De werkelijkheid is echter van het begin af aan al anders. De regering stelde subsidies in om Chinezen vanuit de kustgebieden te laten verhuizen naar het dunbevolkte Xinjiang. Dit heeft succes gehad want na 1949 daalde het aandeel van de Oeigoeren in de regio van 75 naar 45 procent. Tussen de beide bevolkingsgroepen heerst spanning en wantrouwen. Ook wordt de uitoefening van het islamitisch geloof gehinderd, door bijvoorbeeld geen toestemming te geven voor de toegang tot een pelgrimsreis naar Mekka.