Vuurwerk

Voetzoekers, gillende keukenmeiden en strijkers zijn namen van:
A
Liedjes uit de Top40
B
Personages uit jeugdboeken
C
Vuurwerk
D
Docenten
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1,2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voetzoekers, gillende keukenmeiden en strijkers zijn namen van:
A
Liedjes uit de Top40
B
Personages uit jeugdboeken
C
Vuurwerk
D
Docenten

Slide 1 - Quizvraag

Ontdekking van vuurwerk
  • In Bangladesh werd salpeter gebruikt in plaats van zout als smaakmaker voor het eten.
  • Als salpeter geknoeid werd op vuur, leek dit op vuurwerk.
  • Hier komt de naam Bengaals vuur vandaan, de fakkels van rood vuur in het voetbalstadion.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat wordt bedoeld met vuurwerk type 1?
A
Siervuurwerk
B
Knalvuurwerk
C
Kindervuurwerk
D
Dit bestaat niet

Slide 4 - Quizvraag

Welke kleding kun je het beste dragen wanneer je vuurwerk afsteekt?
A
Wol
B
Nylon
C
Polyester
D
Katoen

Slide 5 - Quizvraag

Welk vuurwerk mag je in je hand afsteken?
A
Alleen rotjes
B
Rotjes en babypijltjes
C
Rotjes, baby-vuurpijltjes en Romeinse kaarsen
D
Alleen sterretjes

Slide 6 - Quizvraag

Hoever moet je minimaal afstand nemen wanneer je vuurwerk afsteekt?
A
3 meter
B
8 meter
C
15 meter
D
20 meter

Slide 7 - Quizvraag

Waar kun je vuurwerk het beste mee aansteken?
A
Lucifer
B
Aansteker
C
Sigaret
D
Aansteeklont

Slide 8 - Quizvraag

Vanaf welke leeftijd mag je vuurwerk kopen?
A
12 jaar
B
16 jaar
C
18 jaar
D
Dat hangt van het soort vuurwerk af.

Slide 9 - Quizvraag

Klasse indeling vuurwerk

Categorie 1 is het pretvuurwerk wat je het hele jaar door mag afsteken maar wat niet het hele jaar verkocht mag worden (grondbloemen, knalerwten en sterretjes zijn cat.1).

cat.2 vuurwerk zijn rotjes en dergelijk klein vuurwerk.
cat.3 is het zwaarste particulier vuurwerk tot 500gr.

Cat.2 en cat.3 vuurwerk mag alleen vanaf 3 dagen voor de jaarwisseling verkocht worden en afgestoken worden tussen 10:00u oudejaarsdag en 2:00u nieuwjaarsdag.

Cat.4 vuurwerk is professioneel vuurwerk.

Cat.1 mag vanaf 12 jaar
Cat.2 mag vanaf 16 jaar
Cat.3. En Cat.4 mag vanaf 18 jaar

Slide 10 - Tekstslide

Welke leeftijd moet je hebben om vuurwerk klasse 3 te mogen kopen?
A
12 jaar
B
16 jaar
C
18 jaar
D
21 jaar

Slide 11 - Quizvraag

Op welke dagen kun je vuurwerk kopen?
A
30 en 31 december
B
29, 30 en 31 december
C
28, 29 en 30 december
D
het hele jaar door

Slide 12 - Quizvraag

Op welk tijdstip mag je vuurwerk afsteken?
A
31 december van 00:00 tot 1 januari 01:00
B
31 december van 16:00 tot 1 januari 01:00
C
31 december van 16:00 tot 1 januari 02:00
D
31 december van 18:00 tot 1 janari 02:00

Slide 13 - Quizvraag

Wat is er gevaarlijk aan illegaal vuurwerk?
A
Het is niet getest/gekeurd en er kunnen dus 'fouten' in zitten
B
Er zit vaak te veel kruit in
C
Er zit nooit een lont aan
D
Het gaat te snel af

Slide 14 - Quizvraag

Opdracht:
Maak opdr. 4 van Lezen H3 (over vuurwerk)
De opdracht maak je individueel en in stilte (20 minuten)
Het nakijken van de opdr. doen we in duo's

Slide 15 - Tekstslide

Rest van de les:
-Leerstof leestoets noteren (leestoets op: 18 maart)
-Jeugdjournaal kijken
-Nieuwsquiz

Slide 16 - Tekstslide

1 b wie het vuurwerk uitvonden
c waarom men met de jaarwisseling vuurwerk afsteekt
d waar het buskruit vandaan komt
2 In de tekst vind je de antwoorden in dezelfde volgorde. Maar waar komt die gekke gewoonte eigenlijk vandaan? (al. 4) En waarom doen we er massaal aan mee? (al. 5)
3 Dat het vuurwerk door Chinezen is groot gemaakt (is verspreid).
4 mythe
5 Zwavel en salpeter zijn geen ingrediënten die in een keuken thuishoren. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat hij die dan ook nog eens in een bamboestok perste.
6 Er is geen verschil.
7 Men maakte al voor de uitvinding veel herrie. Het buskruit maakte dat alleen makkelijker.
8 Twee redenen: elkaar overtroeven (wie het meest, wie het hardst) en de kick (het is gevaarlijk; het mag maar een keer per jaar).
9 De schrijfster noemt het in alinea 1 een gekke gewoonte. En we doen er massaal aan mee. Dat klinkt allebei niet positief. In de laatste alinea staat dat we de buren willen overtroeven. Dat is ook geen positieve benadering. De schrijfster is het er dus vermoedelijk niet mee eens.

1 b wie het vuurwerk uitvonden
c waarom men met de jaarwisseling vuurwerk afsteekt
d waar het buskruit vandaan komt
2 In de tekst vind je de antwoorden in dezelfde volgorde. Maar waar komt die gekke gewoonte eigenlijk vandaan? (al. 4) En waarom doen we er massaal aan mee? (al. 5)
3 Dat het vuurwerk door Chinezen is groot gemaakt (is verspreid).
4 mythe
5 Zwavel en salpeter zijn geen ingrediënten die in een keuken thuishoren. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat hij die dan ook nog eens in een bamboestok perste.
6 Er is geen verschil.
7 Men maakte al voor de uitvinding veel herrie. Het buskruit maakte dat alleen makkelijker.
8 Twee redenen: elkaar overtroeven (wie het meest, wie het hardst) en de kick (het is gevaarlijk; het mag maar een keer per jaar).
9 De schrijfster noemt het in alinea 1 een gekke gewoonte. En we doen er massaal aan mee. Dat klinkt allebei niet positief. In de laatste alinea staat dat we de buren willen overtroeven. Dat is ook geen positieve benadering. De schrijfster is het er dus vermoedelijk niet mee eens.


Slide 17 - Tekstslide

4 mythe
5 Zwavel en salpeter zijn geen ingrediënten die in een keuken thuishoren. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat hij die dan ook nog eens in een bamboestok perste.
6 Er is geen verschil.
7 Men maakte al voor de uitvinding veel herrie. Het buskruit maakte dat alleen makkelijker.

Slide 18 - Tekstslide

8 Twee redenen: elkaar overtroeven (wie het meest, wie het hardst) en de kick (het is gevaarlijk; het mag maar een keer per jaar).
9 De schrijfster noemt het in alinea 1 een gekke gewoonte. En we doen er massaal aan mee. Dat klinkt allebei niet positief. In de laatste alinea staat dat we de buren willen overtroeven. Dat is ook geen positieve benadering. De schrijfster is het er dus vermoedelijk niet mee eens.

Slide 19 - Tekstslide