toets blok 3

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 7

toets blok 3

De weerman (voorspellen) regen en wind

Gisteravond (klappen) de toeschouwers lang voor het toneelstuk

Hij (zullen) zeker naar het feest gaan.

Waarom (vermoeden) je zus dat?

De paarden (draven) vorige week nog in de wei.

Mirte en Tess (hebben) vandaag geen tijd.

Gisteren (verklappen) Rens het geheim.

Mijn moeder (verbinden) mijn verstuikte enkel.

De vorige keer (starten) de hardlopers te laat.

Wout (hebben) zin in een ijsje.

(beantwoorden) je zijn e-mails niet?

Toen de buren weg waren, (blaffen hun hond heel lang.

Niek en Abel (durven) vorige week niet van de hoge duikplank te springen.

De verzorgende (schudden) de kussens van de zieken op.

Ik (branden) mijn hand toen ik de schaal uit de oven haalde.

(Worden) je door je oma opgehaald?

Mijn ouders (versieren) de kamer met slingers toen ik jarig was.

Joost (verzamelen) vroeger postzegels.

Daarnet (verblinden) de zon de chauffeur, waardoor hij bijna tegen een boom reed