V2 clase 2 periodo 3

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Na deze les ken ik het verschil tussen SER en ESTAR
- Ik ken de meest voorkomende plaatsbepalingen in het Spaans. 

Slide 2 - Tekstslide

Conjuga (vervoeg) el verbo ser en todas sus formas (zonder persoonlijk voornaamwoord)

Slide 3 - Open vraag

Un verbo nuevo: ESTAR
Estar significa zich bevinden. Let op de accentjes! 

yo
estoy
estás
él-ella-usted
está
nosotros-as
estamos
vosotros-as
estáis
ellos-ellas-ustedes
están

Slide 4 - Tekstslide

SER vs. ESTAR
Ser combineer je met vaste eigenschappen:
- Ella es colombiana
- La chica es inteligente.
- Mis bicicletas son rojas.
In combinatie met het voorzetsel de, verwijst Ser naar afkomst:
- Somos de Madrid
- ¿Sois de Málaga?

Slide 5 - Tekstslide

SER vs. ESTAR
Estar wordt gebruikt voor plaatsaanduidingen en verwijst ernaar waar iets of iemand is /zich bevindt:
- Estoy en España.
- Ellas están en la playa.
- Arnhem está en Gelderland.
- ¿Estás en casa?

Slide 6 - Tekstslide

¿Tienes preguntas? 
Checkpoint :-)

Slide 7 - Tekstslide

Yo __________ de Colombia.
A
soy
B
estoy
C
ser

Slide 8 - Quizvraag

Vosotros ____________ en un restaurante.
A
estamos
B
somos
C
estáis
D
sois

Slide 9 - Quizvraag

Carla, ¿dónde ___________ tú?
A
eres
B
estás

Slide 10 - Quizvraag

Carla, ¿de dónde _________ tú?
A
estás
B
eres

Slide 11 - Quizvraag

¿SER o ESTAR?
Elige (kies) y conjuga
Ellas _______________ en Madrid.

Slide 12 - Open vraag

¡Ahora tú! 
TB Blz. 54 oef 1

Tienes 5 minutos

Trabajo individual
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

TB blz. 54 oef 1: respuestas
  1. están
  2. está
  3. estás
  4. estoy
  5. estamos
  6. estáis
  7. está
  8. está
  9. están
  10. estamos 

Slide 14 - Tekstslide

¿Cuántos puntos correctos de 10?

Slide 15 - Open vraag

Las preposiciones de lugar


 (plaatsbepalingen)


Video tot 1:20 min

Slide 16 - Tekstslide

6

Slide 17 - Video

00:26
¿Dónde está Chester?
Dentro = .......

Slide 18 - Open vraag

00:37
¿Dónde está Chester?
Delante = .......

Slide 19 - Open vraag

00:47
¿Dónde está Chester?
Al lado = .......

Slide 20 - Open vraag

00:58
¿Dónde está Chester?
Debajo = .......

Slide 21 - Open vraag

01:10
¿Dónde está Chester?
Encima = .......

Slide 22 - Open vraag

01:18
¿Dónde está Chester?
Entre = .......

Slide 23 - Open vraag

Preposiciones de lugar 
debajo (de) 
onder 
encima (de) 
(boven) op
al lado de 
naast 
delante (de)
voor 
detrás (de)
achter
dentro
in
entre
tussen

Slide 24 - Tekstslide

al lado de
debajo de
entre
detrás de
encima de
dentro de
delante de

Slide 25 - Sleepvraag

Waar staat de boom?
A
delante
B
detrás
C
al lado
D
encima

Slide 26 - Quizvraag

Waar staat de boom?
A
delante
B
debajo
C
entre
D
detrás

Slide 27 - Quizvraag

Waar staat de boom?
A
entre
B
lal lado
C
delante
D
detrás

Slide 28 - Quizvraag

¡A trabajar!
TB blz. 54 oef 2 + 3, Blz. 55 oef 5

Deberes: maak deze opdrachten af en bestudeer het verschil tussen SER en ESTAR

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

La casa
Blz 53, ej 7, 8, 9, 10, 11



Ej 10
Ej 11

Slide 31 - Tekstslide

Trabajamos ONLINE

1. Ga naar de LEERMIDDELEN in magister

2. Ga naar compañeros 

3. Klik aan: compañeros huiswerk

4. Klik aan: H5

5. Klik aan: 5.1 voca & 5.2 gram

6. Maak: alle opdrachten

Slide 32 - Tekstslide

Deberes
Voca Unidad 5 blz 107 NL-SP
1-50

Slide 33 - Tekstslide