Het wortelstelsel van een plant heeft drie functies:
• water en mineralen opnemen uit de bodem
• de plant stevig vastzetten in de grond
• reservestoffen opslaan
Planten hebben water en mineralen nodig om in leven te blijven. De mineralen
(zouten) zijn voedingsstoffen voor een plant. Ze zijn opgelost in het water in
de bodem. Met de wortelharen neemt de plant water met mineralen op uit de
bodem. Doordat de wortels zich sterk vertakken, zorgen ze er ook voor dat de
plant stevig vaststaat in de grond. Een derde functie van de wortels is het opslaan van reservestoffen. Dat zijn stoffen die de plant niet meteen nodig heeft. Hij slaat ze op om ze later te gebruiken. Bijvoorbeeld om in de lente snel te kunnen groeien, zoals de paardenbloem.
Een paardenbloem sterft af in de herfst, maar onder de grond blijft de wortel leven. In de lente groeit uit de wortel dan snel weer een paardenbloemplant (zie afbeelding). Om te groeien worden de reservestoffen in de wortel verbruikt. Ook bomen, struiken en andere planten slaan reservestoffen op in hun wortels.