Les 4.0 CVA

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Afasie en dysartrie zijn gevolgen van een CVA en hebben invloed op de spraak.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

De letters CVA betekenen
A
cerebro viraal attack
B
cerebro viraal accident
C
cerebro vasculair attack
D
cerebro vasculair accident

Slide 10 - Quizvraag

Een CVA is een Cerebro Vasculair Accident. Met vasculair wordt bloedvaten bedoeld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Welk antwoord is goed?
Bij een cva
A
kan een bloedvaatje geknapt zijn
B
heeft de cliënt een trombosebeen
C
kan er een tekort aan dopamine zijn
D
heeft de cliënt problemen met de longen

Slide 15 - Quizvraag

JUIST
ONJUIST
Een beroerte wordt ook wel CVA genoemd
Bij een beroerte zijn er plotseling uitvalsverschijnselen
Een herseninfarct is het gevolg van een lek in een hersenbloedvat

Slide 16 - Sleepvraag

Oorzaak van een CVA kan zijn
A
Een scheur in een bloedvat in de hersenen
B
Een te hoge lichaamstemperatuur
C
Een te hoge hartslag
D
Plaques in bloedvaten

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Atherosclerose kan ook problemen veroorzaken in de hersenen. Dit kan een CVA veroorzaken. CVA betekent:
A
hersenbloeding
B
herseninfarct
C
kan zowel A als B zijn
D
het goede antwoord staat er niet bij

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een risicofactor voor een CVA?
A
Diabetes
B
Hoge bloeddruk
C
Beide bovenstaande
D
Geen van bovenstaande

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Gevolgen van een CVA zijn:
Meerdere antwoorden zijn mogelijk
A
verlammingen
B
gedragsveranderingen
C
afasie
D
doofheid

Slide 25 - Quizvraag

1. Meneer van Diepen heeft een Rechtszijdige verlamming. In welk deel van de hersenen heeft het CVA plaatsgevonden?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Video

Slide 28 - Tekstslide

Welke van de volgende vragen dien je in ieder geval te stellen bij de verdenking op een CVA?
Heeft de patiënt;
A
Een licht gevoel in het hoofd?
B
Het gevoel of er iets knapte in het hoofd?
C
Last van spraakstoornissen?

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Welke van deze symptomen is NIET typisch voor een CVA/TIA?
A
hoofdpijn
B
verlamming
C
evenwichtsstoornis
D
misselijkheid

Slide 31 - Quizvraag

Het belangrijkste verschil tussen een TIA en een CVA is....
A
Bij een TIA zijn de verschijnselen tijdelijk en verdwijnen binnen 24 uur
B
Bij een TIA komt geen krachtsverlies in de armen voor.
C
Bij een TIA is onderzoek in het ziekenhuis niet noodzakelijk
D
Bij een TIA zie je geen slikklachten bij de patiënt

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Latere behandeling van een CVA bestaat uit revalidatie. Wat past hierbij?
A
mobiliteit en conditie training (fysiotherapeut)
B
hulpmiddelen voor blijvende uitval (ergotherapeut)
C
spraak en slikstoornissen (logopedist)
D
cognitieve problemen en depressie (psycholoog)

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Wat voor bijzonderheden verwacht je bij de persoonlijke zorg bij mensen met een CVA?

Slide 39 - Open vraag

Waarom kunnen mensen met CVA hun eigen mondzorg niet onderhouden?
A
verlamde ledematen
B
ze kunnen verward zijn
C
omdat ze dement zijn
D
omdat ze last kunnen hebben van een scheef hangende mond.

Slide 40 - Quizvraag

De lesstof over CVA heb ik begrepen
0100

Slide 41 - Poll

Slide 42 - Tekstslide