(vooral) taalproductie oefeningen
Situaties: “je bent op vakantie in Frankrijk en wilt gaan windsurfen…’’ (gefingeerd of echt?)
Rollen: “je bent een verkoper", "je schrijft naar je oma", etc
Tekstsoorten: “winkel gesprek, weerbericht, tijdschriftartikel", etc”
Taalfuncties: “persoonlijke informatie geven, zeggen dat je het leuk vindt, vragen naar de weg", etc. Dit kan met (vaak verschillende) taalmiddelen tot realiteit worden gebracht; “TOP!’’ , "dat is een goed idee", etc.