- Maak 2 kolommen, een kolom voor SER en een kolom voor ESTAR.
- Kijk de video.
- Vul in per kolom: wanneer gebruik je 'ser', en wanneer 'estar'?
- Klaar? Noteer dan de presente van estar: yo estoy, tú estás.......
Lees de uitleg nog eens na in het
grammaticaboekje nr, 30-31.