Economische groei

Economische groei
Macro-economische productiefunctie
Kapitaal-arbeidverhouding
Kapitaal geleverd door overheid
De wig
Factorproductiviteit
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Economische groei
Macro-economische productiefunctie
Kapitaal-arbeidverhouding
Kapitaal geleverd door overheid
De wig
Factorproductiviteit

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Productiefunctie
Macro-economische productiefunctie =
Y = Af (K,L)
De totale productiewaarde (Y)
wordt bepaald door een functie (f) van de productiefactoren arbeid (L) en kapitaal (K) en van de factorproductiviteit (A)
De productie neemt minder dan evenredig toe met de inzet van kapitaal en arbeid
De productie neemt  evenredig toe met de inzet van kapitaal en arbeid

Slide 3 - Tekstslide

Kapitaal-arbeidverhouding
Kapitaal/ arbeid

Kosten van kapitaal/ kosten van arbeid
Voorbeeld:
Kosten van kapitaal 500 miljard euro
Kosten van arbeid 1.000 miljard euro
500/ 1.000 = 0,5
Uitgaven aan kapitaal zijn 0,5 keer zo groot als uitgaven aan arbeid

De uitgaven aan arbeid zijn 1/0,5 = 2 zo groot als uitgaven aan kapitaal
(of: 1.000/500 = 2)

Slide 4 - Tekstslide

De kapitaal-arbeidverhouding voor de VS en 24 EU lidstaten
Arbeidsintensieve economie
Relatief veel diensten
Kapitaalintensieve economie
Veel industrie: staal, voedsel, computers

Slide 5 - Tekstslide

Macro-economische sectorindeling
Sector
Economische activiteit
Primair
Landbouw, visserij, delfstoffenwinning
Secundair
Industrie
Tertiair
Diensten (winkels, kappers)
Quartair
Non-profit (onderwijs, zorg)
Hoogste kapitaal-arbeidverhouding
Laagste kapitaal-arbeidverhouding

Slide 6 - Tekstslide

Kapitaal-arbeidverhouding voor de 4 sectoren

Slide 7 - Tekstslide

Kapitaal-arbeidverhouding voor verschillende sectoren

Slide 8 - Tekstslide

Productie van land bepaald door
De hoeveelheid ingezette arbeid L
De hoeveelheid ingezet kapitaal K
De hoogte van de factorproductiviteit A

Weet je nog: Y = Af (K,L)

Slide 9 - Tekstslide

Kapitaal van bedrijven
Panden
Machines
Vrachtwagens

Slide 10 - Tekstslide

Kapitaal door overheid: 
Fysieke infrastructuur: spoorwegen, wegen, havens, kanalen
Verkort de reis met zo'n drie kwartier 
Van Groningen naar Amsterdam
Kosten 13 miljard euro

Slide 11 - Tekstslide

Kapitaal door overheid: 
Monetaire infrastructuur: geldautomaten, functionerend betaalsysteem

Slide 12 - Tekstslide

Arbeidsaanbod
De werkzame beroepsbevolking in Nederland (x 1.000)

Slide 13 - Tekstslide

Lezen in stilte
De elasticiteit van het arbeidsaanbod
Bladzijde 69 en 70

Maken opgave 4 op bladzijde 75
timer
4:00

Slide 14 - Tekstslide

Antwoord
Vanaf een bepaald aantal arbeidsuren per maand zal een loonsverhoging niet meer tot meer aanbod leiden, omdat men al zoveel uren werkt. Eerder is er de neiging minder te willen gaan werken, omdat het hogere loon dat immers mogelijk maakt.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Gevolgen vergrijzing
1950  8 % van de bevolking 65 jaar of ouder
2021 20 % van de bevolking 65 jaar of ouder

Arbeidsaanbod daalt > meer mensen boven pensioenleeftijd 

Zorgkosten stijgen
Tekort aan personeel in de zorg door sterk toegenomen vraag

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer de leerplicht wordt verlengd neemt het aanbod van arbeid
A
toe
B
af

Slide 18 - Quizvraag

Enkele jaren geleden is de pensioengerechtigde leeftijd verhoogt. Hierdoor neemt aanbod van arbeid:
A
toe
B
af

Slide 19 - Quizvraag

                                     WIG
                                                                     

De WIG is het verschil tussen
 de loonkosten werkgever en het
nettoloon werknemer.
Hoe hoger de wig, hoe lager het aanbod van arbeid


Slide 20 - Tekstslide

Flexibel werken 
Thuiswerken mogelijk door internet, telefonie
Flexibel uren indelen

Hoe hoger mate van flexibiliteit hoe hoger het arbeidsaanbod

Slide 21 - Tekstslide

Factorproductiviteit
Factorproductiviteit geeft aan hoe goed arbeid en kapitaal (machines) worden ingezet in een land. 

Hoe hoger de factorproductiviteit, hoe hoger het bbp met dezelfde hoeveelheid kapitaal en arbeid
Factorproductiviteit stijgt door:
Scholing, specialisatie, goede wegen, innovaties, rechten.

Slide 22 - Tekstslide

Maken
Opgave 6 op bladzijde 75
Opgave 10 en 11 op bladzijde 76

Nakijken
timer
12:00

Slide 23 - Tekstslide

Toename BBP
Door toename van hoeveelheid arbeid en kapitaal is er een toename van Y 2019 naar Y 2020
Door immigratie meer aanbod van arbeid
Meer machines en vrachtwagens

Slide 24 - Tekstslide

Toename BBP
Door toename van factorproductiviteit (A) is er een toename van 
Y 2019 naar Y 2020 
Procesverbetering door robots
Slimmere machines in landbouw
Journalistieke stukken laten schrijven door A.I.

Slide 25 - Tekstslide

Toename BBP door de tijd
Toename BBP = economische groei
Afname BBP =
economische krimp

Slide 26 - Tekstslide

Nominale groei
BBP van een land stijgt van € 800 miljard in 2020 naar € 840 miljard in 2021

Economische groei
(nieuw-oud)/ oud X 100 %

(840-800)/800 X 100 % = 5 %
Bij nominale groei houd je geen rekening met inflatie

Slide 27 - Tekstslide

Reële groei
Bij reële groei houd je wel rekening met inflatie

Indexcijfer reële economische groei = 
Indexcijfer nominale economische groei   X 100
CPI
Stel CPI is in periode 2020-2021         2 %
105/ 102 X 100 = 102,9   ---> groei van 2,9 %
Consumentenprijsindex

Slide 28 - Tekstslide

Wat wordt meegerekend met reële groei maar verlaagt de welvaart:

  • Milieuvervuiling
  • Meer ongelukken (fatbikes)

Wat wordt niet meegerekend met reële groei maar verhoogt wel de welvaart:

  • Vrijwilligerswerk
  • Huishoudelijk werk
  • Zwart werken

Slide 29 - Tekstslide

Maken opgave 3, 5, 6 A en 8
Tip bij vraag 6: nominale groei is groei in euro's
reele groei is groei in aantallen (prijsstijging eruit halen)
timer
5:00

Slide 30 - Tekstslide

Economisch structuurbeleid
Beleid van de overheid dat gericht is op het verhogen van de productiefactoren en factorproductiviteit

Arbeid--> verlenging leerplicht. Subsidie voor slimme onderwijssoftware
Kapitaal--> meer en betere wegen aanleggen. Lelylijn


Slide 31 - Tekstslide

Structuurbeleid
Instituties
Geheel van regels, rechtspraak en instelling die productie en consumptie in een land bevorderen

Wettelijke garantie. Kamer van Koophandel, notaris, rechtspraak, nationale ombudsman

Slide 32 - Tekstslide

Corruptie
Sierra Leone is meest corrupte land.
84 % van de ondervraagde personen gaf aan smeergeld te hebben betaald

Minst corrupte landen zijn Denemarken, Finland, Japan en Australie
1 % gaf aan smeergeld te hebben betaald

Slide 33 - Tekstslide

Corruptie: door onzekerheid minder waarde gecreëerd

Slide 34 - Tekstslide

Internationaal
Internationale betrekkingen: Europese Unie, Europese Hof van Justitie, Wereldbank

Internationale vrijhandel: geen grenzen in Europese Unie. Meer handel. Handelsverdrag CETA
Kredieten aan landen in financiele problemen
Handelsverdrag tussen EU en Canada

Slide 35 - Tekstslide

Protectie
Beschermen van eigen industrie door invoerbelasting en invoerquota (maximum aantal invoer)

Infant-industry-argument: tijdelijk import beperken om jonge industrie de kans te geven om te groeien

Slide 36 - Tekstslide