5.1 Planten bekijken les 2 A1G1

Even herhalen! Welke functie hoort bij welk orgaan? 
1. Dit orgaan is voor de voortplanting. Hier ontstaan zaden, waaruit nieuwe planten groeien.
2. Water met mineralen opzuigen en vastzetten in de grond
3. Hierin lopen de nerven die zorgen voor vervoer van water en stoffen. Tussen de nerven zit bladmoes, daar maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen.
4. Dit houdt de plant overeind. Hierin lopen dunne 'buisjes' die water en stoffen naar de bladeren en bloemen vervoeren.
1 / 36
volgende
Slide 1: Sleepvraag
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Even herhalen! Welke functie hoort bij welk orgaan? 
1. Dit orgaan is voor de voortplanting. Hier ontstaan zaden, waaruit nieuwe planten groeien.
2. Water met mineralen opzuigen en vastzetten in de grond
3. Hierin lopen de nerven die zorgen voor vervoer van water en stoffen. Tussen de nerven zit bladmoes, daar maakt de plant zijn eigen voedingsstoffen.
4. Dit houdt de plant overeind. Hierin lopen dunne 'buisjes' die water en stoffen naar de bladeren en bloemen vervoeren.

Slide 1 - Sleepvraag

De vorige les heb je een opdracht buiten gedaan. Misschien ben je deze soorten ook wel tegen gekomen?
Wat weet jij eigenlijk van bomen en planten? Zoek bij elkaar!
Kastanje, staan in deze tijd van het jaar prachtig in bloei!
Paardenbloem, vind je vooral op grasvelden en langs de fietspaden
Berk, deze boom kun je herkennen aan zijn witte stam
Madeliefje, deze bloem heeft witte bloemblaadjes en vind je op grasvelden.
Fluitekruid, bloeit met witte bloemen. Vind je op heel veel plekken, vaak in de berm langs de weg. 

Slide 2 - Sleepvraag

Planten bekijken
De vorige les hebben we gekeken naar de onderdelen van een plant. De onderdelen, wortel, stengel, blad, bloem kun je met het blote oog zien.
Kun je alle onderdelen van een plant met je oog zien?

Het antwoord hierop is:
NEE!

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
Je leert hoe je met een microscoop werkt en hoe je op de juiste wijze een preparaat maakt.
Je kent de onderdelen van een plantencel met hun functie. Deze onderdelen kun je aanwijzen in een schematische tekening. (bron 5)
Je kunt het verschil uitleggen tussen kruidachtige en houtachtige planten (bron 8) 
Je kunt het vervoer van water door de plant uitleggen (je gebruikt hierbij de volgende begrippen: wortels, wortelharen, vaatbundels;houtvaten,bastvaten, huidmondjes)

Slide 4 - Tekstslide

Werken met de microscoop
Om de verschillende cellen van een plant te kunnen zien, heb je een microscoop nodig. 
Hiernaast wordt met de microscoop gekeken naar de onderdelen van een blad.

Slide 5 - Tekstslide

Werken met de microscoop
Doordat het onderwijs nu op afstand plaatsvindt, kunnen we niet zelf werken met de microscoop. Als de school weer open gaat, gaan we hier in de les mee oefenen.

In het volgende filmpje legt onze TOA uit hoe we op school werken met de microscoop. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Microscoop 
Op school kunnen we:
40 x vergroten,
100 x vergroten of 
400 x vergroten. 

Slide 8 - Tekstslide

Onderdelen 
1.  tubus 
2. Revolver
3. objectief
4. klemmen
5. diafragma
6. lampje
7. oculair
8. statief
9. tafel
10. grote en kleine schroef

Slide 9 - Tekstslide

objectief x
oculair

Slide 10 - Tekstslide

Vergroting berekenen
Oculair X Objectief

Voorbeeld: Oculair = 10x, Objectief = 40x
Hoeveel is de vergroting?

Slide 11 - Tekstslide

Waarmee stel je de microscoop scherp
A
Eerst met de kleine schroef en dan met de grote schroef
B
Alleen met de grote schroef
C
Alleen met de kleine schroef
D
Eerste met de grote schroef en dan met de kleine schroef

Slide 12 - Quizvraag

Jasmijn kijkt door haar microscoop. Haar oculair vergroot 10x en haar objectief 4x. Hoe vaak is haar beeld vergroot?
A
4x
B
10x
C
40x
D
400x

Slide 13 - Quizvraag

Wat doe je met een objectglas?
A
Daar haal je een voorwerp van af om te bekijken.
B
Daar leg je het voorwerp op wat je wilt gaan bekijken.
C
Het objectglas is het gaatje in de tafel van de microscoop.
D
Het objectglas leg je over het voorwerp heen.

Slide 14 - Quizvraag

Waarvoor dient het oculair van een microscoop?
A
Hier vergroot je het preparaat
B
Hiermee stel je scherp
C
Hier pak je de microscoop vast
D
Hiermee regel je de hoeveelheid licht

Slide 15 - Quizvraag

met welk onderdeel kunnen we licht regelen bij microscoop
A
objectief
B
grote schroef
C
diafragma
D
revolver

Slide 16 - Quizvraag

Met welk onderdeel van de microscoop draai je een ander objectief met een grotere vergroting voor?
A
Oculair
B
Revolver
C
Tubus
D
Tafel

Slide 17 - Quizvraag

Hoe heet het voorwerp wat je onder de microscoop gaat bekijken?
A
Het preparaat
B
Het dekglas
C
Het voorwerp glas
D
Een blad

Slide 18 - Quizvraag

Een preparaat maken
Om iets onder de microscoop te kunnen bekijken, moet je eerst een preparaat maken. 
In de volgende video laat onze TOA zien hoe je een preparaat maakt.
Als we weer gewoon naar school kunnen, gaan we hier in de les mee oefenen. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Waaruit bestaan organen van een plant?
- Organen van een plant bestaan uit cellen. 
- Hiernaast zie je dat een blad uit vier lagen cellen bestaat.
-  Cellen hebben verschillende vormen, cellen met dezelfde vorm zitten bij elkaar. 
Een groepje cellen met dezelfde vorm en dezelfde taak noemen we een weefsel.

Een plantencel bestaat voor een groot deel uit water. De cellen zijn een soort doosjes. 



Slide 21 - Tekstslide

Waaruit bestaat een plantencel?
Wanneer je een plantencel onder de microscoop bekijkt ziet de plantencel er van buiten naar binnen zo uit:
1. Celwand: stevige laag om de cel
2: Celmembraam: vlies om het cytoplasma. Regelt welke        stof de cel in en uit gaan
3: Cytoplasma: Stroperige vloeistof, hierin liggen de                celkern en de bladgroenkorrels
4: Celkern:Klein bolletje in de cel. Regelt alles wat er              gebeurt in de cel
5: Vacuole: een blaasje dat volgepompt is met water,              hierdoor is de cel stevig
6: Bladgroenkorrels: groene bolletjes in het cytoplasma.     Geeft de plant zijn groene kleur en maken voedingsstoffen 

Slide 22 - Tekstslide

Hoe komt het dat sommige delen van een plant een andere kleur hebben?
Bloemen en vruchten hebben allerlei kleuren. Dat komt door de kleurstofkorrels. Er zijn rode, gele en oranje kleurstofkorrels.
 
Naast bladgroenkorrel en kleurstofkorrels zijn er ook zetmeelkorrels. Daarin zit de reservestof zetmeel. 

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen houtachtige en kruidachtige planten 
Kruidachtige planten hebben water nodig voor de stevigheid. Ze blijven rechtop staan door het water dat  in de vacuoles van de cel zit. 
Houtachtige planten hebben houtcellen voor hun stevigheid.
Ze blijven rechtop staan door dikke celwanden van houtstof. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoel: Je kunt het vervoer van water door de plant uitleggen (je gebruikt hierbij de volgende begrippen: wortels, wortelharen, vaatbundels, huidmondjes)
  • In het blad zitten huidmondjes. dit zijn kleine openingen waardoor stoffen naar buiten kunnen. 
  • Het water in de cellen rondom de huidmondjes verdampt en gaat via het huidmondje naar buiten. Dit water wordt door de buurcellen aangevuld. 
  • Doordat de plant weer nieuw water opneemt met de wortels blijft de waterstroom in de houtvaten op gang. 
  • Het aanzuigen van water door de huidmondjes heet zuigkracht van de bladeren. 

Slide 26 - Tekstslide

Hoe komt water in de bladeren?

Slide 27 - Tekstslide

Hoe komt water in de bladeren?
  • Planten nemen met de wortels water met mineralen op uit de bodem
  • Aan de wortels zitten wortelharen. Hiermee zuigt de plant water op. 
  • Het water gaat via de vaten in de wortels en stengels naar de bladeren. 
  • Een groepje vaten bij elkaar noem je vaatbundels.

Slide 28 - Tekstslide

Vaatbundels
  • Er zijn twee soorten vaten: Houtvaten en Bastvaten
  • Door de houtvaten stroomt het water met de mineralen vanuit de wortels, via de stengel, naar de bladeren.
  • Door de bastvaten stroomt water met voedingsstoffen vanuit de bladeren naar de wortels en de bloemen. 
  • De vaten liggen dicht bij elkaar. Een groepje vaten noem je een vaatbundel..

Slide 29 - Tekstslide

Hoe komt het water in de bladeren?
  • In het blad zitten huidmondjes. Dit zijn kleine openingen waardoor stoffen naar buiten kunnen. 
  • Het water in de cellen rondom de huidmondjes verdampt en gaat via het huidmondje naar buiten. Dit water wordt door de buurcellen aangevuld. 
  • Door opname van water door de wortels en verdamping van water uit de bladeren blijft de waterstroom in de houtvaten op gang. 
  • Het aanzuigen van water door de huidmondjes heet zuigkracht van de bladeren. 

Slide 30 - Tekstslide

Waardoor verliezen planten hun blad in de herfst?
In de herfst verliest een boom zijn bladeren om uitdroging te voorkomen. Dat gebeurt als volgt:
1. bladgroen gaat van het blad naar de boom/takken
2. Er ontstaan een scheurlaag tussen de bladsteel en de stengel
3. De bladeren vallen af.
4. Er ontstaan een kurklaag om de boom te beschermen.
Op de plekken waar de bladeren hebben vastgezeten zitten bladlittekens. 

Slide 31 - Tekstslide

Welke onderdelen zitten er in een plantencel? Sleep de goede antwoorden ernaar toe
plantencel
celmembraan
cytoplasma
Vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern

Slide 32 - Sleepvraag

 Leerdoel: Je kent de onderdelen van een plantencel met hun functie
Regelt alles wat er gebeurt in de cel
hierdoor is de cel stevig
Regelt welke stof de cel in en uit gaan
zorgt voor een stevige laag om de cel heen
Stroperige vloeistof, hierin liggen de celkern en de bladgroenkorrels
Geeft de plant zijn groene kleur en maken voedingsstoffen 
celmembraan
cytoplasma
Vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern

Slide 33 - Sleepvraag

Wat voor soort planten zie je in de afbeelding
en hoe blijven ze rechtop staan?
A
Houtachtige plant/ water in vacuoles
B
Kruidachtige plant/ water in vacuoles
C
Houtachtige plant/ houtstof in celwanden
D
Kruidachtige plant/ houtstof in celwanden

Slide 34 - Quizvraag

Zet de stappen van het proces van watertransport in een plant in de goede volgorde.
1
2
3
4
Water stroomt door de nerven
Water in de vaatbundels wordt aangevuld door de wortels.
Water verdampt uit de bladeren.
Water stroomt door de vaatbundels omhoog. 

Slide 35 - Sleepvraag

Maken
Maken online methode 5.1: opdr 7 t/m 23


Vragen? Mail je docent of gebruik de Meet

Slide 36 - Tekstslide