De republiek werd geleid door enkele honderden mannen, die afkomstig waren uit een kleine groep rijke families.
Zij vormden de senaat, de vergadering die de wetten vaststelden en dus veel invloed had.
Maar het machtigst waren de twee consuls, die één keer per jaar door het Romeinse volk werden gekozen.
De consuls gaven leiding aan de senaat, hadden een vetorecht en gaven leiding aan het leger.