In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H2D Frans week 48
Slide 1 - Tekstslide
1HV1 Première leçon
Les objectifs :
* Je gaat oefenen met phrases-clés. Aan het eind van deze paragraaf kun je over je familie vertellen. (A1)
*Je gaat oefenen met de vorm en plaats van bijvoeglijk naamwoorden.
Aan het eind van deze paragraaf kun je deze gebruiken. (A1)
Le programme : Apprendre: (=leren)
Chapitre 2 Bron C en D
Faire: (=doen/ maken)
Maken ex. 13,14,15
Bonjour! Bienvenue à la semaine quarante-huit!
Slide 2 - Tekstslide
Qu'est-ce qu'on va faire?
Chapitre 2 Tu viens chez moi?
Répéter le dernier cours
Corriger les devoirs
Uitleg bijv. vnw. Bron D
Differentiëren/ werken op eigen niveau
Faire les devoirs: ex.13,14,15 ecouter
Réflexion du cours
Slide 3 - Tekstslide
Vertaal: Heb je broers of zussen?
Slide 4 - Open vraag
Vertaal: Wij vinden het leuk om te sporten.
Slide 5 - Open vraag
Vertaal: Waar woon jij?
Slide 6 - Open vraag
Répéter le dernier cours
Wat hebben we vorige keer ook alweer geleerd?
Het rad geeft de beurt!
Heb je broers of zussen?
Wij vinden het leuk om te sporten.
Waar woon jij?
timer
5:00
Slide 7 - Tekstslide
Corriger les devoirs
= huiswerk nakijken
Afgelopen week hebben jullie ex.5,6,7,8 gemaakt.
Deze ga je met een andere kleurpen nakijken aan de hand van de antwoorden die je kunt vinden in :
SharePoint CCS leerlingen / Lesmateriaal / CCS Vakgroep Frans / fa-h2 / Antwoorden Boek A
timer
5:00
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Het Bijvoeglijk Naamwoord
Wat is een Bijvoeglijk Naamwoord?
Slide 10 - Tekstslide
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 11 - Quizvraag
Geef 2 voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden in het Frans.
Slide 12 - Woordweb
Het bijvoeglijk naamwoord
Slide 13 - Tekstslide
Een bijvoeglijk naamwoord....
A
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
B
zegt iets over een werkwoord
Slide 14 - Quizvraag
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
1.Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 15 - Tekstslide
Hoe vervoeg je de bijvoeglijk naamwoorden:
bijvoeglijk naamwoord + es
bijvoeglijk naamwoord + e
bijvoeglijk naamwoord + s
mannelijk meervoud
vrouwelijk enkelvoud
vrouwelijk meervoud
Slide 16 - Sleepvraag
Herhaling
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands
Slide 17 - Sleepvraag
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petites.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petite.
Slide 18 - Quizvraag
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage est petit
B
La plage est petits
C
La plage est petite
D
La plage est petites
Slide 19 - Quizvraag
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Le lit est grand.
B
Le lit est grande.
Slide 20 - Quizvraag
La voiture est .........
A
grandes
B
grands
C
grande
D
grand
Slide 21 - Quizvraag
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert
B
La fleur est verte
Slide 22 - Quizvraag
M ENKV
M MV
VR ENKV
VR MV
GOED
BON
BONS
BONNE
BONNES
MOOI
BEAU
BEAUX
BELLE
BELLES
NIEUW
NOUVEAU
NOUVEAUX
NOUVELLE
NOUVELLES
OUD
VIEUX
VIEUX
VIEILLE
VIEILLES
BON, BEAU, NOUVEAU, VIEUX
Slide 23 - Tekstslide
La dame est ..........
A
vieux
B
vieu
C
vieille
D
vieilles
Slide 24 - Quizvraag
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
J'ai eu une _____________ [bon] note pour la dictée d'anglais. [goed] Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 25 - Open vraag
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
Vous avez une _____________ [beau]maison .
Slide 26 - Open vraag
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm. Vous avez une _______ [grand] maison . Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 27 - Open vraag
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm. C'est une matière _____________ [facile] ? Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 28 - Open vraag
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord
2. Plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 29 - Tekstslide
Wat is meestal de plaats van het bijvoeglijk naamwoord?
A
voor
B
achter
Slide 30 - Quizvraag
De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
De plaats van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans is ACHTER het zelfstandig naamwoord behalve bij de woorden hieronder:
beau, bon, vieux, grand, petit, nouveau
Slide 31 - Tekstslide
GRAND en PETIT zijn de enige bijvoeglijke naamwoorden die vóór het zelfstandig naamwoord komen.
A
B
Slide 32 - Quizvraag
op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord? une fille (grande)
A
voor
B
achter
Slide 33 - Quizvraag
op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord? un ami (nouvel)
A
voor
B
achter
Slide 34 - Quizvraag
Les chats sont ...
Slide 35 - Open vraag
La voiture est ...
Slide 36 - Open vraag
La maison est ...
Slide 37 - Open vraag
Réflexion: Ik ken de plaats en de vorm van het bijvoeglijk naamwoord.
😒🙁😐🙂😃
Slide 38 - Poll
Les 2
Slide 39 - Tekstslide
1HV1 Première leçon
Les objectifs :
*Je gaat oefenen met de vorm en plaats van bijvoeglijk naamwoorden.
Aan het eind van deze paragraaf kun je deze gebruiken. (A1)
Le programme : Apprendre: (=leren)
Chapitre 2 Bron D
Faire: (=doen/ maken)
Maken ex.16cde,17,18ab
Bonjour! Bienvenue à la semaine quarante-huit!
Slide 40 - Tekstslide
Qu'est-ce qu'on va faire?
Corriger les devoirs / Bron A overgeschreven?
Uitleg bijv. nw. Bron D aantekeningen maken
Differentiëren/ werken op eigen niveau
Faire les devoirs: ex.16cde,17,18ab
Réflexion du cours
Slide 41 - Tekstslide
Corriger les devoirs
= huiswerk nakijken
Afgelopen week hebben jullie ex.13,14,15 gemaakt.
Deze ga je met een andere kleurpen nakijken aan de hand van de antwoorden die je kunt vinden in :
SharePoint CCS leerlingen / Lesmateriaal / CCS Vakgroep Frans / fa-h2 / Antwoorden Boek A
timer
5:00
Slide 42 - Tekstslide
Simon
Simone
Simons
Simones
grand
grande
grands
grandes
V
M
M
V
EV
EV
MV
MV
Slide 43 - Tekstslide
In het Nederlands staat het bijvoeglijk naamwoord VOOR het zelfstandig naamwoord
De groene broek
In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord meestal ACHTER het zelfstandig naamwoord
Le pantalon vert
Maar er zijn een paar uitzonderingen die ervoor komen
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
J'ai eu une _____________ [bon] note pour la dictée d'anglais. [goed] Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 46 - Open vraag
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
Vous avez une _____________ [beau]maison .
Slide 47 - Open vraag
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm. Vous avez une _______ [grand] maison . Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 48 - Open vraag
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm. C'est une matière _____________ [facile] ? Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 49 - Open vraag
Réflexion: Ik ken de plaats en de vorm van het bijvoeglijk naamwoord.